Les 4 23-9: woordenschat

Woordenschat
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen + huiswerk controleren
  • Huiswerk nakijken
  • Doelen
  • Tekst lezen
  • Opdrachten maken (LessonUp)
  • Verder werken

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
10 minuten in stilte lezen.
Ik kom langs om het huiswerk te controleren.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Opdracht 1 t/m 5 (blz. 26 t/m 29)

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet hoe ik de betekenis van een onbekend woord kan vinden.

Slide 5 - Tekstslide

Tekst lezen
Tekst over geluidsgrenzen

Slide 6 - Tekstslide

vaag
Aanduiding
Maakt beter, lost op
Helemaal gek
Elke dag
Duidelijk gemaakt
Dag in, dag uit
Horendol
Abstract
Verhelpt
Uiteengezet
Indicatie

Slide 7 - Sleepvraag

Doel
Gaat om
Last heeft
Machthebbers
Richt
Betreft
Het streven
Hinder ondervindt
Overheid
Focus

Slide 8 - Sleepvraag

Te beperken, terug te dringen
Ook
Regels
Op sommige plaatsen
Ondersteuningen met geld
Subsidies
Tevens
Normen
In te perken
Her en der

Slide 9 - Sleepvraag

Welke betekenis van het woord ‘geluidskaart’ (al. 1) kun je uit de tekst afleiden?
A
Insteekkaart voor de weergave van geluid op de computer
B
Kaart waarop de decibellen van verschillende geluiden staan vermeld
C
Kaart waarop de hoeveelheid geluid van verkeer wordt aangegeven
D
Verjaardagskaart die een vrolijk muziekje laat horen bij het openen

Slide 10 - Quizvraag

Geef twee voorbeelden van railverkeer (al. 1).

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent de afkorting RIVM (al. 1)?

Slide 12 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met een ‘aanspreekpunt’ (al. 2)?

Slide 13 - Open vraag

Verdeel de samenstelling ‘bouwregelgeving’ in drie delen.
Doe het zo: bureau/stoel

Slide 14 - Open vraag

Vul de betekenis van het woord bouwregelgeving in.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het verschil tussen ‘nieuw te bouwen woningen’ (al. 3) en ‘nieuwbouwwoningen’?

Slide 16 - Open vraag

Waarom spreekt de tekst over ‘zogenaamd stil asfalt’ (al. 4)?
A
Het asfalt wordt stil genoemd, maar maakt eigenlijk heel veel geluid.
B
Het asfalt wordt stil genoemd, omdat het weinig geluid veroorzaakt.
C
Stil asfalt bestaat niet, maar gemeentes gebruiken de term om geld te krijgen.
D
Stil asfalt heeft eigenlijk een ingewikkelde Franse naam.

Slide 17 - Quizvraag

Welke uitspraak is waar?
A
Het geluid waarbij het pijn gaat doen, 140 dB
B
Het geluid dat de pijngrens maakt is 140 dB

Slide 18 - Quizvraag

Verder werken
  • Lezen
  • Extra opdrachten maken spelling en/of woordenschat (online)


Slide 19 - Tekstslide