Basis 5: signaalwoorden en functiewoorden - week 50 - les 2

Basis 5:
signaalwoorden en functiewoorden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Basis 5:
signaalwoorden en functiewoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan het eind van de les...
Lesdoel 1: ik kan signaalwoorden herkennen
Lesdoel 2: ik kan functiewoorden herkennen
Lesdoel 3: ik kan het verschil uitleggen tussen signaalwoorden en functiewoorden
Lesdoel 4: ik kan het functiewoord van een alinea benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
Tekstverbanden geven een verband aan.

Dit kan een verband zijn tussen zinnen of tussen alinea's.

Deze verbanden herken je aan signaalwoorden.



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden in een tekst
Wanneer je googelt op 'zelftest corona', kom je direct meerdere online aanbieders tegen die beloven dat ze je kunnen vertellen of je al besmet bent geweest met het COVID-19-virus. Instanties waarschuwen echter voor dit soort tests: ze zouden ertoe kunnen leiden dat mensen ten onrechte denken dat ze immuun zijn voor het virus en de maatregelen ertegen minder goed naleven.
De GGD gebruikt een zogenoemde PCR-test wanneer bijvoorbeeld een zorgmedewerker of iemand uit een risicogroep besmet is. Deze test is alleen zinvol op het moment dat iemand mogelijk besmet en kan je niet vertellen of je in het verleden COVID-19 hebt gehad.
Daarnaast maakt bijvoorbeeld bloedbank Sanquin gebruik van een serologische test om te kijken hoe wijdverspreid het coronavirus in Nederland is. Veel van de online aangeboden zelftests zijn ook serologische tests.                                                                           Bron: nu.nl - 6 mei 2020

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door verbanden tussen zinnen en deelonderwerpen wordt een tekst begrijpelijk te lezen

Verbanden worden vaak aangegeven door signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstverbanden ken je?

Slide 7 - Woordweb

  • opsommend
  • tegenstellend
  • chronologisch
  • oorzakelijk
  • toelichtend
  • voorwaardelijk
  • vergelijkend
  • redengevend
  • doel-middel
  • toegevend
  • samenvattend
  • concluderend
opsomming
tegenstelling
oorzaak - gevolg
voorwaarde
doel-middel
vergelijking
concluderend
argument
mits
daarentegen
bovendien
zodat
dus
daarvoor
zoals
daarom

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij is even groot als ik.
Signaalwoord en tekstverband?
A
signaalwoord: als tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als tekstverband: samenvattend

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ook wordt er geen beveiligde verbinding gebruikt tijdens het bestellen.

' Ook' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

signaalwoord + verband:
Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Rotzooi - signaalwoord opsomming
B
Grote - signaalwoord toelichting
C
daarentegen - signaalwoord tegenstelling
D
Goed - signaalwoord voorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoord: waarmee

Tekstverband
A
vergelijking
B
doel-middel
C
reden
D
conclusie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het signaalwoord "daarnaast" hoort bij tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden
Functiewoorden

Een alinea heeft een bepaalde 'taak', oftewel functie.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding

Deze woorden geven je een signaal over de functie van de tekst of het tekstdeel.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden
Een tekst heeft een bepaalde structuur. Binnen die structuur is een tekst opgebouwd uit met elkaar samenhangende tekstdelen. Die tekstdelen hebben een bepaalde functie.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden
De functie van een tekstdeel kun je vaak in één woord samenvatten. Die woorden noemen we functiewoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanbeveling
Aanleiding
Constatering
Probleemstelling
Uitwerking
Verklaring
Afweging
Anekdote
Definitie
Nuancering
Tegenwerping
Vraagstelling

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft goede raad in een tekstdeel en doet bijvoorbeeld een suggestie voor de oplossing van een probleem.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder heeft genoemd, over een stelling of over een verschijnsel.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft aan over welk probleem (een deel van) zijn tekst gaat. Hij benoemt en omschrijft dat probleem.
A
Uitwerking
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Probleemstelling

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden en Functiewoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding tussen alinea's.

Een functiewoord geeft de functie van een tekstdeel aan.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen behaald?
Lesdoel 1: ik kan signaalwoorden herkennen
Lesdoel 2: ik kan functiewoorden herkennen
Lesdoel 3: ik kan het verschil uitleggen tussen signaalwoorden en functiewoorden
Lesdoel 4: ik kan het functiewoord van een alinea benoemen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken: 1 en 2 paragraaf 4 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken: paragraaf 5, opdr. 3 en paragraaf 6, opdr. 1 en 3 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies