Over taal, les 14, verwijswoorden

Leesvaardigheid
Clusius College Castricum
leerjaar 2 kader / tl
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Clusius College Castricum
leerjaar 2 kader / tl

Slide 1 - Tekstslide

We gaan verder met leesvaardigheid hoofdstuk 2

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel:
Verwijswoorden
herkennen in de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat zijn verwijswoorden en kun je er een paar noemen?

Slide 5 - Open vraag

Verwijswoorden
  • Wat zijn verwijswoorden?
  • Waarom gebruikt een schrijver verwijswoorden?






Slide 6 - Tekstslide

Verwijswoorden
verwijswoorden zijn woorden die naar andere in de tekst verwijzen. 
Door een vraagzin te maken, kun je er vaak gemakkelijk achter
komen waar het verwijswoord naar verwijst. Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, hem, haar, het, dat, die.

Slide 7 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 8 - Tekstslide

Verwijswoorden samengevat
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 10 - Quizvraag

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
D
...de tekst leuker te maken.

Slide 11 - Quizvraag

Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 13 - Quizvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 14 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 15 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 16 - Sleepvraag

Ik heb zin in de pauze, Dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin

Slide 17 - Quizvraag

Ik weet wat verwijswoorden zijn en kan ze herkennen in een tekst.

😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll