Huiswerk voor do 22 april
Maken blz. 246 Opdr, 6 t/m 9
leren blz. 247 t/m 249
(vrg. vnw) :wie, wat, welke en wat voor (één)
(aanw. vnw):deze en die (bij de-woorden)
dit en dat (bij het-woorden)
Deze aanwijzende voornaamwoorden staan vóór het zelfstandige naamwoord.
bijvoorbeeld: deze jas , die poes, dit huis, dat dorp.