herhaling zinsleer

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Welke zinsdelen ken je al?

Hoe vinden we het onderwerp?

1. Over wie of wat iets wordt gezegd.
2. Na de PV in ja/neevraag.
3. Wie of wat de handeling doet in de actieve zin.
4. De getalsproef

Wie of wat + PV + O =

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp
4. werkwoordelijke gezegde

Wat hoort bij het werkwoordelijk gezegde in een zin?

Aan wie/wat of voor wie/wat + PV + o = ?

1. lijdend voorwerp
2. handelend voorwerp
3. voorzetselsvoorwerp
4. meewerkend voorwerp

Pas op! Het voorzetsel 'aan' of 'voor' bij het MV kan weggelaten worden!

Geef daar eens een voorbeeld van?

Een handelend voorwerp komt enkel voor bij passieve zinnen.

1. Juist
2. Fout

Een ander woord voor HV is 'door-bepaling', omdat dat zinsdeel altijd met 'door' begint.

1. juist
2. fout

"Het wordt ons door Jeroen nogal gemakkelijk gemaakt." HV = ?

"Het wordt ons door Jeroen nogal gemakkelijk gemaakt." Maak de zin actief.

Wat weet je over het vzvw?

vzvw

1/ zinsdeel dat begint met vast voorzetsel bij een werkwoord

2/voorzetsel (vz) kan niet weggelaten worden

3/ je kan het vz niet uitbreiden met een ander vz.

4/ je kan het vz niet vervangen door een ander vz

voorbeeld

Ik antwoord graag op jullie vragen. =vzvw

Ik zag de kerstman op het dak. = bwb en niet vzvw

"Onze jongste zoon kreeg een racebaan van ons."
een racebaan = ?

"Onze jongste zoon kreeg een racebaan van ons."
onze jongste zoon = ?

"Onze jongste zoon kreeg een racebaan van ons."
van ons = ?

"Dat werd hem gegeven voor Nieuwjaar." hem = ?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp
4. handelend voorwerp

"Dat werd hem gegeven voor Nieuwjaar."
Vul aan met een passend HV.