In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
procentenquiz %
Slide 1 - Tekstslide
1 van de 4 studenten heeft een onvoldoende voor rekenen. Hoeveel procent is dat?
A
20
B
25
C
40
D
35
Slide 2 - Quizvraag
Klaas eet 2 stukken pizza.
Hoeveel procent is dat?
A
12,5%
B
30%
C
40%
D
25%
Slide 3 - Quizvraag
Hoeveel % korting krijg je op Biodermal
A
33%
B
20%
C
50%
D
100%
Slide 4 - Quizvraag
75% van alle gasten zijn tevreden over het eten. Welk deel van de gasten is dan ontevreden?
A
2 van de 3
B
3 van de 4
C
1 van de 3
D
1 van de 4
Slide 5 - Quizvraag
Tom gaat uit eten. Normaal betaalt hij voor het menu 90 euro. Met zijn kortingscode krijgt hij 30% korting. Hoeveel procent van de prijs betaalt Tom?
A
70%
B
40%
C
60%
D
75%
Slide 6 - Quizvraag
Tom gaat uit eten. Normaal betaalt hij voor het menu 90 euro. Met zijn kortingscode krijgt hij 30% korting. Hoeveel betaalt Tom voor dit menu?
A
65 euro
B
27 euro
C
63 euro
D
75 euro
Slide 7 - Quizvraag
In een klas zitten 20 studenten 4 van deze studenten zijn ouder dan 18 jaar. Welk deel is ouder dan 18?
A
4/5 deel
B
3/5 deel
C
1/5 deel
D
2/5 deel
Slide 8 - Quizvraag
3 van de 10 gasten waren erg tevreden over de service, 5 gasten gaven een ruim voldoende, de overige gasten waren ontevreden. Hoeveel procent van de gasten waren ontevreden?
A
30%
B
25%
C
20%
D
40%
Slide 9 - Quizvraag
Op het feest waren 80 gasten aanwezig. 75 % van alle gasten drinkt bier. Hoeveel gasten zijn dat?
A
40
B
70
C
60
D
50
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel is 1/4 als decimaal getal?
A
0.50
B
0.25
C
030
D
0.35
Slide 11 - Quizvraag
35% =...........
A
0,35
B
1/3
C
0.40
D
1/4
Slide 12 - Quizvraag
Een horloge kost normaal €250 vandaag krijg je 20% korting. Wat kost de horloge nu?
A
€180
B
€220
C
€200
D
€210
Slide 13 - Quizvraag
Over je bruto salaris betaal je 33% inkomstenbelasting. Welk deel van je brutosalaris gaat ongeveer naar de belastingdienst?
A
1/4 deel
B
3/4
C
1/3
D
2/3
Slide 14 - Quizvraag
Je hebt een kamer die 3 meter breed en 4,5 meter lang is. Wat is de oppervlakte van je kamer?
A
13,5 m2
B
15 m2
C
9m2
D
alle antwoorden zijn fout
Slide 15 - Quizvraag
Je hebt een kamer die 3 meter breed en 4,5 meter lang is. Wat is de omtrek van je kamer?
A
13.5 m
B
15m
C
14,5
D
alle antwoorden zijn fout
Slide 16 - Quizvraag
Je wil graag een muur verven. Wat moet je berekenen van de muur om de juiste hoeveelheid verf te kopen.