Modals

Modals
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Modals

Slide 1 - Tekstslide

After this lesson you can

  • Use modals in a sentence
  • recognise what the modal purpose is in a sentence. 

Slide 2 - Tekstslide

To do
Tiny little recap: Wordorder
Grammar: modals
+ Practicing
Weektaak/studying for test/ practice form

Slide 3 - Tekstslide

What mnemonic (Ezelsbruggetje) was there for wordorder?
Write it down

Slide 4 - Open vraag

Make a correct sentence using
Wie Doet Wat Waar Wanneer?

Slide 5 - Woordweb

Where do you place the words; never/always/sometimes/etc.

I (A) eat (B) in the cafeteria (C) on Monday (D).
A

Slide 6 - Quizvraag

Modals: What are they? 
Modals = hulpwerkwoorden

1. I can speak English
2. I should speak English
3. I have tospeak English

Those words cannot stand alone.
They help define the meaning of an action.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Waarvoor denk je dat je het woord "can" voor kan gebruiken?

Slide 9 - Open vraag

You use "can" to:
- aangeven wat mensendierendingen wel/niet kunnen
You can read and I can write.

- aangeven wat wel/niet mogelijk is
It can/cannot cause illness.

Slide 10 - Tekstslide

But there is one more...

"Can I go to the bathroom?"
"Yes you can"

Why is this different?

Slide 11 - Tekstslide

But there is one more...

"Can I go to the bathroom?"
"Yes you can"

> je gebruikt can ook om toestemming te geven/niet te geven/the vragen.


Slide 12 - Tekstslide

We use can for: 
  • aangeven wat mensendierendingen wel/niet kunnen
She can't walk because she sprained her ankle.

  • aangeven of iets wel/niet mogelijk is
It can/cannot cause illness.

  • toestemming wel/niet geven of vragen
Can I go to the bathroom? 

Slide 13 - Tekstslide

Can 

I can run very fast. 

I cannot go out after dark. My parents don't allow it.
Could

I could run very fast

I could not go out after dark. My parents didn't allow it. 
What is the difference in meaning? 

Slide 14 - Tekstslide

We use could for: 
  • aangeven wat mensendierendingen wel/niet konden in het verleden
She couldn't walk because she sprained her ankle in 2005.




  • toestemming wel/niet geven of vragen in het verleden
Could you go outside at night?  - I couldn't go outside at night 

Slide 15 - Tekstslide

We use could for: 
  • aangeven wat mensendierendingen wel/niet konden in het verleden
She couldn't walk because she sprained her ankle in 2005.

  • Mogelijkheden aangeven in de toekomst
Stop that! She could get hurt.

  • toestemming wel/niet geven of vragen in het verleden
Could you go outside at night?  - I couldn't go outside at night 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Woordweb

Should
  • wordt gebruikt voor advies

You should eat something!
You shouldn't break things that aren't yours 

Slide 18 - Tekstslide

You _____ eat vegetables every day. They are healthy!
A
Could
B
can
C
should

Slide 19 - Quizvraag

What is the best advice you have ever been given?
Type it down below using the word "should"

Slide 20 - Open vraag

Can/Could/Should: Form
  • gewone zin: zet modal voor het ww ( I can walk)

  • ontkennend: Zet er not achter (I could not walk)                        Let op: He/she/it? Geen S achter ww!                                                    ( He walks > He can not walk)

  • vragend: vooraan in de zin (Should I walk?)

Slide 21 - Tekstslide

Have to: moeten
Er is geen keus.

Do not/Does not have to
Niet moeten
Je geeft juist aan dat er wel keuze is.

Slide 22 - Tekstslide

If you save up money, you could buy a car
A
dingen die kunnen (verleden tijd)
B
mogelijkheid (toekomst)
C
toestemming (verleden tijd)

Slide 23 - Quizvraag

You ______ do your homework.
A
can
B
could
C
should
D
have to

Slide 24 - Quizvraag

You should work out! You form muscles easily.
A
aangeven wat mensendierendingen kunnen
B
zeggen dat iemand iets moet
C
advies geven
D
mogelijkheid aangeven (verleden tijd)

Slide 25 - Quizvraag

Modals memory
you get a piece of paper with 1 of the 2:
- a modal
- When to use a modal
Mix and match the right modal to its useges!

Slide 26 - Tekstslide

Let's get to work!

you can:
- study for your test
- do the exercise sheet on Peppels
- work on your weektaak

Slide 27 - Tekstslide

Good luck with your test on Thursday!

Slide 28 - Tekstslide