4. Is het verhaal chronologisch of niet- chronologisch verteld? Leg uit met voorbeelden uit het boek. (blz. 96)
5. Waar speelt het verhaal zich af? Zijn er wisselingen van plaats? Leg uit met voorbeelden uit het boek. (blz. 96)
6. In welke tijd speelt het zich af? Hoe weet je dat? Leg uit met voorbeelden uit het boek.
7. Hoeveel tijd verstrijkt er? Is dat een week of een jaar? Leg uit met voorbeelden uit het boek.
8. Welke spanningsvraag of spanningsvragen riep het verhaal bij jou op? (blz. 96)