Modals and negations th3a 23-5-2023

Welcome TH3a
                            23th May 2023

                                Modals and Negations 
                               E- Writing & Grammar 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome TH3a
                            23th May 2023

                                Modals and Negations 
                               E- Writing & Grammar 

Slide 1 - Tekstslide

Learning goal
I can use modals and negations in affermative and negative sentences.

Slide 2 - Tekstslide

What is the definition of a modal verb?
A
A verb used to describe emotions.
B
A verb used to describe physical action.
C
A type of auxiliary verb that expresses modality.
D
A verb that expresses past tense.

Slide 3 - Quizvraag

Modals- summary
Modal verbs are auxiliary verbs that express possibility, necessity, permission, or ability. They are used to modify the meaning of other verbs by expressing modality—that is, likelihood (= waarschijnlijkheid), ability, permission, or obligation. Examples of modal verbs include can, could, may, might, must, shall, should, will, and would.

Slide 4 - Tekstslide

What is the past tense of 'can'?
A
Can't
B
Could
C
Canned
D
Cun

Slide 5 - Quizvraag

Which of the following is a modal verb?
A
Run
B
Eat
C
Laugh
D
Should

Slide 6 - Quizvraag

Wat moet je onthouden van 'modals'
A
Geen '-s in 3e persoon enkelvoud
B
Geen '-s in 3e persoon enkelvoud, kunt verleden tijd van maken
C
Geen '-s in 3e persoon enkelvoud, je kunt er toekomende tijd van maken
D
Geen '-s in 3e persoon enkelvoud, gevolgd door hele werkwoord zonder 'to'

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Link

Welke modal?

Verplichting
A
Must
B
Have to
C
Can
D
Should

Slide 9 - Quizvraag

Waarom gebruik je een modal (hulpwerkwoord)?
A
om een complete zin te maken.
B
om iets te verplichten, of om advies te geven.
C
om gelijk te krijgen
D
om bezit aan te geven.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn modal verbs?
A
zelfstandige naamwoorden
B
verleden tijd
C
(hulp)werkwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Welke modal gebruik je als iets MOET (geen keuze)?
A
have to
B
should
C
must
D
could

Slide 12 - Quizvraag

Welke modal gebruik je als advies geeft?
A
have to
B
should
C
must
D
could

Slide 13 - Quizvraag

Use to correct modal verb to fill in the gap.
My mum               cook lunch.
They              pay for the groceries.

You             wear a coat. It's cols outside.
have to 
has to 
should

Slide 14 - Sleepvraag

Drag the modals into the box
Modals for predictions
walk
might
should
like
had better
take
ought to
advise
will
may
have

Slide 15 - Sleepvraag

Drag the modals into the box
Modal verbs
walk
can
should
like
would
take
could
advise
will
may
have

Slide 16 - Sleepvraag

Homework for next lesson
Complete ex. 28 + 29 on pages 24 and 25 of your book

Finished with the exercises? --> Start practicing for your upcoming test (30th May, have a look on Peppels.net ;))
Next lesson: Revision on modals + quantifiers & Pentecost.

Slide 17 - Tekstslide