reading practise 2

reading practise
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

reading practise

Slide 1 - Tekstslide

What are we going to do today?
Reading practise

Slide 2 - Tekstslide

https://www.getepic.com/sign-in/educator 

Slide 3 - Tekstslide

Last time? reading strategies

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De strategie
  1.  kijk of je het woord herkent uit het Nederlands. 
Sketch - Schets, Waffle - Wafel
2. Denk niet alleen aan Nederlands, maar ook andere talen die je kent!
3. Vergeet de rest van de zin niet, context is belangrijk!
4.Kijk of je een deel van het woord herkent.
Bookstore - carefree

Slide 7 - Tekstslide

Raad de betekenis van murky, met de strategie:

After the rain, the river was murky; in fact, the water was so dirty you couldn't see the bottom.
A
troebel
B
bodemloos
C
helder

Slide 8 - Quizvraag

Raad de betekenis van eccentric, gebruik de strategie:

Our football team’s goal keeper does eccentric things; he never wears socks and he always kicks the ball exactly thirteen times as a warm-up.

A
normale
B
rare
C
rommelige

Slide 9 - Quizvraag

Raad de betekenis van debris, met de strategie:

The debris on the stadium floor included old tickets, empty Coca-Cola cans and cigarettes.

A
producten
B
papier
C
afval

Slide 10 - Quizvraag

Raad de betekenis van frugal, gebruik de strategie:

The man and his wife agreed to be very frugal in their shopping because they wanted to save enough money to buy a house.

A
zuinig
B
verspillend
C
geïnteresseerd

Slide 11 - Quizvraag

Text 1


The answer is ....

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de taak van de "parkeerfee"?
A
het bewaken van auto's van klanten
B
het bijvullen van parkeermeters van klanten
C
het inpakken van boodschappen voor klanten

Slide 13 - Quizvraag

Text 2
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 14 - Tekstslide

Waarom droegen vier jongens van de school een rok?
A
als grap op de laatste schooldag
B
als protest tegen saaie schooluniformen
C
als tegenprestaties voor een verloren weddenschap

Slide 15 - Quizvraag

Text 3
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 16 - Tekstslide

Op welke nieuwe manier kunnen apen bezoekers terugpesten?
A
lucht laten blazen
B
naar mensen spugen
C
van alles gooien

Slide 17 - Quizvraag

Reading
Swapping / Wissel
You get the answer first. / Je krijgt het antwoord eerst.
Find the sentence that supports the answer. / Zoek de zin die dat antwoord ondersteunt.
Answer by giving the first two words of the sentence. / Antwoord door de eerste twee woorden van de zin op te schrijven.

Slide 18 - Tekstslide

Text 1
The answer is .b.

But how do you know it is .b.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 19 - Tekstslide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 20 - Open vraag

Text 2
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 21 - Tekstslide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 22 - Open vraag

Text 3
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 23 - Tekstslide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Wat is er zo bijzonder aan de boot van de twee mannen uit Nieuw Zeeland?

Slide 26 - Open vraag

Waarom varen twee mannen uit Nieuw Zeeland van Engeland naar Frankrijk?
A
Ze doen mee aan een recordpoging.
B
Ze proberen hun milieuvriendelijke boot uit.
C
Ze willen zo geld inzamelen voor een goed doel.

Slide 27 - Quizvraag

What will the text be about?

Slide 28 - Woordweb

What does 'capable' mean?
A
Klaar staan
B
Opstaan
C
In staat zijn
D
Neerleggen

Slide 29 - Quizvraag

What does 'to rescue' mean?
A
Riskeren
B
Ruzie maken
C
Rondlopen
D
Redden

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Welke bewering over twee honden is waar volgens de tekst?
A
Bonnie en Clyde komen uit hetzelfde nest.
B
Bonnie en Clyde worden opgeleid om gehandicapte mensen te helpen
C
Bonnie en Clyde zijn samen weggelopen bij hun baasje.
D
Bonnie helpt Clyde overal de weg te vinden.

Slide 32 - Quizvraag

What does 'to spot' mean?
A
Stoppen
B
Ontdekken
C
Organiseren
D
Snijden

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Welke bewering over een grote spin is waar volgens het artikel?
A
Hij heeft de familie Griffiths tijdelijk uit hun huis verdreven.
B
Hij heeft één van de gezinsleden gebeten.
C
Hij is gevangen en naar een dierentuin gebracht.
D
Hij werd door vader John gekocht als souvenir.

Slide 35 - Quizvraag

What will the text be about?

Slide 36 - Woordweb

Slide 37 - Tekstslide

Tijdens Halloween bekogelde Rory zijn moeder per ongeluk met een ei.
Waarom herkende hij haar pas toen het te laat was?
A
Het was al donker.
B
Hij had een masker op.
C
Zijn moeder was verkleed.

Slide 38 - Quizvraag

Trolley
Washing-up liquid
Crisps

Slide 39 - Sleepvraag

Slide 40 - Tekstslide

Waarom was de oude man boos op Megan?
A
Omdat ze boodschappen uit zijn winkelwagentje had gehaald.
B
Omdat ze er per ongeluk met zijn winkelwagentje vandoor was gegaan.
C
Omdat ze met haar winkelwagentje tegen hem aanbotste.
D
Omdat ze met het winkelwagentje door de winkel aan het racen was.

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Wat doet de app CU PetHealth?
A
Hij berekent het gewicht van je hond.
B
Hij geeft aan hoeveel voer je hond per dag mag hebben.
C
Hij waarschuwt als je hond moet worden uitgelaten.

Slide 43 - Quizvraag