A5 Standaard tekststructuur

Opdracht 1a
Waar begint en eindigt de inleiding?
Waar begint en eindigt de kern?
Waar begint en eindigt het slot?

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opdracht 1a
Waar begint en eindigt de inleiding?
Waar begint en eindigt de kern?
Waar begint en eindigt het slot?

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1a
De inleiding begint bij ‘Vandaag [21 januari]….’ en eindigt met ‘…je huisdier.’ (eerste zin)

De kern begint met ‘De meeste…’ (regel 7)en eindigt met ‘…en depressief.’ 

Het slot is alleen de laatste zin ‘Knuffel er dus maar op los.’ (regel 72)

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1b
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 3 - Tekstslide

1b
De hoofdgedachte is dat het goed is om je huisdier te knuffelen. 

Slide 4 - Tekstslide

1c. Op welke voorkeursplaats heb je de hoofdgedachte gevonden?
A
inleiding
B
kern
C
slot

Slide 5 - Quizvraag

1d. Het slot van de tekst is
A
een samenvatting
B
een conclusie
C
een prikkelende stelling

Slide 6 - Quizvraag

Opdracht 1d 
De kern biedt argumenten om tot de conclusie te komen dat
knuffelen goed voor je is. Daarnaast staat het woordje ‘dus’ in het slot, wat wijst op een
conclusie. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1d
Leg uit dat het slot een conclusie is. 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1e
 Alinea 1: ‘Want als we die aaien, komt het ‘knuffelhormoon’ oxytocine vrij.’ (r. 4-5)

Alinea 2: ‘Honden en konijnen zijn niet alleen aangenaam gezelschap, ze hebben ook
voordelen voor onze gezondheid.’ (r. 11 -13)  Of ‘Als je bijvoorbeeld een hond aait, dalen je bloeddruk en hartslag’, vertelt Nienke Endenburg, universitair docent relatie mens en dier aan de Universiteit Utrecht, in het januarinummer van Quest.’ (r. 14- 18) laatste

Alinea 3: ‘’Dat komt doordat je lichaam tijdens het aaien het hormoon oxytocine aanmaakt.’’ (r. 20 - 21) eerste

Alinea 4: ‘Ook vinden we veel steun bij onze dierenvrienden.’ (r. 32) eerste

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1e
Alinea 5: ‘Deze neiging om dieren als menselijk te zien hebben we volgens Endenburg waarschijnlijk te danken aan onze verre voorouders.’ (r. 39) eerste

Alinea 6: ‘Of die dieren net zo van dat knuffelen genieten als wij en daarmee een band met ons opbouwen, is lastig te zeggen.’ (r. 50) eerste

Alinea 7: Veel mensen kunnen sociale steun uit hun huisdieren halen.v(r. 64-65) eerste

Alinea 8: Knuffel er dus maar op los!

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2a
Wat is oxytocine?

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2a
Oxytocine is een hormoon dat de bloeddruk en hartslag verlaagt, de pijngrens verhoogt en ervoor
zorgt dat we socialer worden. 

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2b
Komt oxytocine vrij bij het aaien van alle soorten huisdieren?

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2b
 Nee, alleen bij zoogdieren volgens Nienke Endenburg.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2c 
Wat is het verband tussen 'antropomorfiseren' en prehistorische jagers? 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 2c
In de tekst staat: 'Dat (antropomorfiseren) betekent dat we ze (de dieren) menselijke eigenschappen toedichten.'
Als je op dieren jaagt is het beter als je je op een bepaalde manier in kan leven in het dier. Als je in kunt schatten hoe hij zich gedraagt, kun je hem beter vangen. 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 2d
Wat bedoelt Nienke Endenburg met de uitspraak 'We moeten niet alles wat wij voelen projecteren op dat dier'?

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 2d 
 Als wij gelukkig worden van een knuffelen van een dier, moeten we er niet vanuit gaan dat het dier daar ook gelukkig van wordt. 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 2e
Waarom is juist voor eenzame mensen belangrijk dat zij een huisdier hebben?

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2e
Mensen die zich eenzaam voelen zien huisdieren meer als bedachtzame, attente en meelevende wezens dan mensen die zich niet eenzaam voelen. 

Slide 20 - Tekstslide

2f. Is het aaien van een kat of hond volgens jou vergelijkbaar met het knuffelen van een mens?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 8 
Vertel over het artikel dat je gevonden hebt over oxytocine:
~ Is de opbouw gelijk? 
~ Wat is de hoofdgedachte? 
~ Is de hoofdgedachte anders? 
~ Wat zijn de doelen van de auteurs?
~Welk artikel vind je leuker / beter / interessanter?



Slide 22 - Tekstslide

Bereid je voor op de d-toets
Bestudeer blz. 14, 18, 22 en 26
Heb jij de leerdoelen bereikt? Check blz. 17, 21, 25 en 29.
Oefen met de Drillsters :)

Slide 23 - Tekstslide