Les 5: ik-vorm/stam en pv in tt

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt:
  • Je laptop (dicht)
  • Je poster


Log alvast in bij LessonUp. 

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt:
  • Je laptop (dicht)
  • Je poster


Log alvast in bij LessonUp. 

Slide 1 - Tekstslide







Voor alle leerlingen:


Voor sommige leerlingen:
















Na deze lessen...


  • kun je persoonsvormen in de tegenwoordige tijd foutloos spellen.

  • kun je zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd foutloos spellen.

Doel

Slide 2 - Tekstslide

Tips over poster

Slide 3 - Tekstslide

Je kunt de verschillen tussen de ik-vorm en de stam benoemen.
Je kunt persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen. 







Doel

Slide 4 - Tekstslide

Ik-vorm en stam

Slide 5 - Tekstslide




  • Het werkwoord dat in de tegenwoordige tijd achter ik staat

  • hele werkwoord: denken
  • ik denk
  • ik-vorm: denk

  • hele werkwoord: kijken
  • ik kijk
  • ik-vorm: kijk
Ik-vorm van het werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Welke regels gebruik je bij het schrijven van de ik-vorm?
A
Eindigt nooit op een v
B
Eindigt nooit op een z
C
Eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers
D
Je haalt -en van het hele werkwoord af

Slide 7 - Quizvraag

  • Hele werkwoord
  • Je haalt -en eraf

  • hele werkwoord: fietsen
  • -en
  • stam: fiets

  • hele werkwoord: bukken
  • -en
  • stam: bukk
De stam van het werkwoord

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen de stam en de ik-vorm?

Slide 9 - Open vraag



  • denk
  • vind
  • proef
  • verhuis
  • pak
  • schud


  • denk
  • vind
  • proev
  • verhuiz
  • pakk
  • schudd
Ik-vorm
Stam

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt de verschillen tussen de ik-vorm en de stam benoemen.






Controleer je poster:
Is het verschil tussen de stam en de ik-vorm duidelijk en compleet?
Verander je poster, als dat nodig is.








Doel

Slide 11 - Tekstslide

voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
De ik-vorm is belangrijk

Slide 12 - Tekstslide

Je kunt persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen. 








Doel

Slide 13 - Tekstslide

  • Vraagproef
  • Tijdproef

Persoonsvorm?

Slide 14 - Tekstslide

3 regels
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 15 - Tekstslide

Ik
loop, eet, gaap, zet

Let op: ook als je/jij achter de persoonsvorm staat
Loop jij naar huis? 

  • Controleer je poster:
  • Is de regel voor ik en je/jij achter de pv duidelijk en compleet?
  • Verander je poster, als dat nodig is.



Ik-vorm

Slide 16 - Tekstslide

Ik _________ mijn laptop op tafel (leggen).

Slide 17 - Open vraag

_________ jij de foto's vandaag nog (verzenden)?

Slide 18 - Open vraag

Jij / hij / zij / het
loopt, eet, gaapt, zet





  • Controleer je poster:
  • Is de regel voor ik en je/jij achter de pv duidelijk en compleet?
  • Verander je poster, als dat nodig is.

Ik-vorm + t

Slide 19 - Tekstslide

Jij _________ nooit naar school (fietsen).

Slide 20 - Open vraag

De moeder van Jeroen _________ hem vandaag ziek (melden).

Slide 21 - Open vraag

Het huiswerk _________ veel (lijken).

Slide 22 - Open vraag

Meervoud
lopen, eten, gapen, zetten





  • Controleer je poster:
  • Is de regel voor ik en je/jij achter de pv duidelijk en compleet?
  • Verander je poster, als dat nodig is.





Hele werkwoord

Slide 23 - Tekstslide

Yonas en Eva _________ de chocola onder de leerlingen (verdelen).

Slide 24 - Open vraag

Nederlanders _________ altijd veel melk (drinken).

Slide 25 - Open vraag

Ik-vorm

Ik-vorm + t

Hele werkwoord
Door elkaar

Slide 26 - Tekstslide

Het boek _________ ik heel saai (vinden).

Slide 27 - Open vraag

Mijn familie _________ snorkelen leuk (vinden).

Slide 28 - Open vraag

_________ jij vaak (zwemmen)?

Slide 29 - Open vraag

Je kunt persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen. 




Controleer je poster: 
Heb je duidelijk en compleet opgeschreven hoe je persoonsvormen in de tegenwoordige tijd spelt?
Verander je poster, als dat nodig is.








Doel

Slide 30 - Tekstslide




Wat? Online opdrachten maken:
  • H3, taalverzorging, persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Poster aanpassen

Hoe? 
  • Muziek luisteren mag






Heb je hulp nodig?
Kijk eerst naar het stoplicht.
 


Rood? Stil. 
Begin even ergens anders.
Geel? Fluisterniveau. 
Vraag je buurman of buurvrouw.
Groen? Fluisterniveau. 
Vraag je buurman of buurvrouw of de docent.

Aan het werk
timer
1:00

Slide 31 - Tekstslide

Je kunt de verschillen tussen de ik-vorm en de stam benoemen.
Je kunt persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen. 







Doel

Slide 32 - Tekstslide




Ik...

  • kan zwakke en sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd foutloos spellen.


Voor sommige leerlingen:
  • kan zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd foutloos spellen.
Doel

Slide 33 - Tekstslide

Volgende les
Huiswerk:
  • Poster aanpassen
  • Werk je ook aan de verleden tijd? Begin dan alvast met H3, taalverzorging, persoonsvorm tegenwoordige tijd

In de les:
  • Herhalen spellen persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Voor sommige leerlingen: verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden







Slide 34 - Tekstslide

Je naam + alles wat je nog weet over de drie regels voor werkwoordspelling in tegenwoordige tijd.
Schrijf op je papiertje...

Slide 35 - Tekstslide