Sandra groeit met haar moeder en haar halfzusje op in een achterstandswijk. Na de basisschool moet Sandra van haar moeder naar het zelfstandig gymnasium in het dorp. Ze wil niet.
Het ‘gennasium’, zoals de school in de wijk wordt genoemd, is voor kakkers. Daar heeft een allochtoon kind uit een kansarm eenoudergezin volgens de mensen in de wijk niets te zoeken.
Toch lijken de kakkers op ‘het gym’ bij voorbaat al blij te zijn met Sandra. Ze hoeft er, vreemd genoeg, niet veel voor te doen. Haar afkomst is opeens iets positiefs. Tot ze ruzie krijgt met een klasgenoot, en niemand het voor haar opneemt.
Het is het begin van een verwarrende tijd, waarin oude regels niet meer gelden en nieuwe regels uitermate vaag blijven.