Eieren voor je geld
Economie voor bovenbouw kader & mavo (VMBO)

6.1 Hoe produceer je?

3 MAVO
6.1 Hoe wordt er geproduceerd?
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 12 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

3 MAVO
6.1 Hoe wordt er geproduceerd?

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 6.1

- Welke productiefactoren heb je nodig om te produceren?
- Hoe bereken je de afschrijving?

- Wat is een bedrijfskolom?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Productiefactoren worden beloond:


1   kapitaal                              rente
2   arbeid                                 loon   
3   natuur                                pacht (huur)
4   ondernemerschap      winst


Slide 4 - Slide

productiefactoren
Arbeid
noodzakelijke arbeid voor de productie

Kapitaal
huisvesting, machines, transportmiddelen

Natuur
grondstoffen en energie voor productie

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.

Slide 7 - Slide

Wat is de toegevoegde waarde van een product?
De waardeverhoging van een product die ontstaat door het product te bewerken.  
Het product wordt steeds meer geschikt voor gebruik.

Door arbeid, tijd en energie die in het product is gestoken, wordt het product meer waard.

Slide 8 - Slide

Restwaarde en afschrijving

Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.).

Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde.


Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving. De formule voor afschrijving:
Aanschafprijs - Restwaarde
-----------------------------------
Aantal gebruiksjaren

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Het filmpje wat je zojuist heb gezien is een........
A
kapitaalintensieve productie
B
Arbeidsintensieve productie

Slide 11 - Quiz

Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

aanschafprijs - restwaarde
---------------------------------------- =
economische levensduur
A
investering
B
rente
C
waardevermeerdering
D
afschrijving

Slide 13 - Quiz

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 14 - Quiz

Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht.
Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000

Slide 15 - Quiz

De bakker heeft een nieuwe oven gekocht voor €2500.
Over 5 jaar verwacht hij een nieuwe te kopen voor €3000.
Hij verwacht de oude dan in te kunnen ruilen en er €750 voor te krijgen.
Bereken de afschrijving per jaar.
A
€600
B
€1250
C
€450
D
€350

Slide 16 - Quiz

Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 17 - Quiz

Noem de productiefactoren
A
Arbeid, Natuur en Kapitaal
B
Arbeid, Natuur, Kapitaal en Ondernemerschap
C
Arbeid, Natuur en Kapitaalgoederen
D
Arbeid, Natuur, Kapitaalgoederen en Ondernemerschap

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?
A
loon, pacht, huur, rente en winst
B
arbeid, natuur en kapitaal
C
loon, pacht, natuur en kapitaal
D
arbeid, rente, winst en loon

Slide 19 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 20 - Slide

Welke productiefactoren heb je nodig om te produceren?

Slide 21 - Open question

Hoe bereken je de afschrijving?

Slide 22 - Open question

Hoe produceren bedrijven iets in de bedrijfskolom?

Slide 23 - Open question

extra uitleg

Slide 24 - Slide

Om te produceren zijn productiefactoren nodig:


Kapitaal (machines, productiemiddelen)

Arbeid (het product moet gemaakt worden)

Natuur (grondstoffen)

Ondernemerschap (een ondernemer/oprichter -> de combinatie van natuur, arbeid en kapitaal moet leiden tot winst)


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video