Geschiedenisleraar.nl
Dé link tussen verleden en heden

Het eindexamen: voorbereiden

Het eindexamen: voorbereiden
Geschiedenis 4 mavo 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het eindexamen: voorbereiden
Geschiedenis 4 mavo 

Slide 1 - Slide

Tips voor het leren (1)
  • Begrippen, jaartallen en personen: stampen, bijvoorbeeld m.b.v. de Quizlets

  • Niet leren wat je al weet: het voelt goed, maar levert niets op. Gebruik daarom de checklist en vink (vooraf) af wat je al kent. Wees alleen wel eerlijk...

  • Oefen oude examens (site van Cito) niet alleen voor de inhoud, maar ook voor de soorten vragen.

  • Let op: kijk een beetje uit met sites die digitale klik-en-klaar-toetsen aanbieden. Deze toetsen hebben vaak alleen gesloten vragen. 
Jullie examen niet!


Slide 2 - Slide

Tips voor het leren (2)
  • Maak een samenvatting, bijvoorbeeld door:
- per tekstje een verhaal van max. 3 regels te schrijven;

- bedenk vier vragen die in dit hoofdstuk (of tekstje) worden beantwoord. 
Begin de vragen met de volgende woorden: 
1 Waardoor ... 
2 Wie ... 
3 Wat... 
4 Wanneer ... 

- of volgens het stappenplan


Slide 3 - Slide

Samenvatting maken

Maak een

begrippennet:


raden
uitleg
begrippennet 

fantasie 





Slide 4 - Slide

Samenvatting maken

Maak een

startschema 


titel
voorkennis 

kopjes

plaatjes 





Slide 5 - Slide

Samenvatting maken

Zoek signaalwoorden en

structuren:


opsomming
belangrijk + uitleg 

oorzaak-gevolg 





Slide 6 - Slide

Samenvatting maken

Zet kernwoorden

in een schema:

boomschema 

streepjes

pijlen 





Slide 7 - Slide

Doe je dat goed:
dan wordt deze paragraaf...

Slide 8 - Slide

...dit boomschema!

Slide 9 - Slide

Samenvatting maken

Probeer het

verhaal na te
vertellen 





Slide 10 - Slide

Tips voor het leren (3)
Stel vragen aan jezelf, van heel algemeen naar steeds specifieker:

  1. Waar gaat dit hoofdstuk en/of paragraaf over? 
    2 Waar kan deze tekst over gaan
    3 Welke stukken tekst geven nu eigenlijk antwoord op mijn vraag waar de tekst over gaat

    4 Wat weet ik al over deze tekst

Slide 11 - Slide

Tips voor het leren (4)
Als je dieper ingaat op de leerteksten:

1 Welke begrippen zijn vetgedrukt?
2 Welke namen/begrippen worden vaak herhaald?
3 Begrijp ik alle begrippen/ken ik alle namen? Nee, lees nog eens door of gebruik een encyclopedie/Wikipedia.
4 Staan er jaartallen in? 
5 Worden deze jaartallen zomaar genoemd of gebruikt de tekst ze als kapstok









Slide 12 - Slide

Tips voor het leren (5)

6 Staat er een opsomming: streepjes voor de tekst, of woorden als:
 ten eerste, vervolgens?
7 Als er een oorzaak in staat, kan ik dan zelf een gevolg bedenken? 
Klopt dit met de tekst?
8 Als er een gevolg in staat, kan ik dan zelf een oorzaak bedenken? 
Klopt dit met de tekst? 


Ook de bronnen (afbeeldingen en teksten) neem je op deze manier door








Slide 13 - Slide

Het eindexamen: maken
Geschiedenis 4 mavo 

Slide 14 - Slide

Tips voor tijdens het maken (1)
  • Je hebt tijd zat: 120 minuten is meer dan voldoende. Voor de meesten is 90 minuten al genoeg om het rustig af te ronden.

  • Gebruik dus alle tijd die je nodig hebt: wij passen wel op je mobiel....

  • Je mag een woordenboek gebruiken (zelf meebrengen, maar je mag er niets in zetten!)

Slide 15 - Slide

Tips voor tijdens het maken (2)
  • Wat wordt er algemeen gevraagd?

  • Wat weet ik daarvan?

  • Wat wordt er specifiek gevraagd?

  • Waar stond dat ook al weer in het boek? Probeer te herinneren in welke tekst het stond. 

  • Weet je een vraag niet? Bekijk dan eens de rest van het examen!

Slide 16 - Slide

Tips voor tijdens het maken (3)
  • Werk netjes, zodat je het zelf ook nog begrijpt.

  • Sla tussen elke opdracht een regel over

  • Schrijf zo compleet mogelijk op. 

  • Lees na het maken van alle vragen de toets nog eens goed door.

Slide 17 - Slide

Tips voor tijdens het maken (4)
  • Schrijf niet teveel redenen op als er bijv: 2 gevraagd worden. Alleen de eerste 2 mogen worden goedgerekend

  • Meerkeuzevragen: beantwoorden met een hoofdletter
  • Meerkeuzevragen: altijd een antwoord geven
  • Meerkeuzevragen: altijd één (1) antwoord geven

  • Doe het zo: doe je ook zo!

  • Het examen is chronologisch: het begint met het oudste en eindigt met het nieuwste

Slide 18 - Slide

Het eindexamen: soorten vragen
Geschiedenis 4 mavo

Slide 19 - Slide

Meerkeuzevragen
  • Altijd beantwoorden met hoofdletter

  • Twee antwoorden zijn superfout, er is een afleider en het goede antwoord

  • Nee, er zit geen patroon in....

  • En nee, het langste antwoord is niet altijd het goede antwoord...

Slide 20 - Slide

Geef twee (verschillende) voorbeelden

  • Er staat voorbeelden, geen voordelen

  • Verschillend is verschillend (en niet hetzelfde)

  • En even goed tellen: twee is twee, niet één en niet drie.

  • Alleen de eerste twee mogen worden nagekeken, soms zelfs helemaal fout als er teveel worden gegeven.

Slide 21 - Slide

Vragen over kaarten

  • Van elke periode moet je de kaarten kennen: staan in de afsluiting van elk hoofdstuk

  • De vragen gaan meestal over een periode, in volgorde zetten of de plaats van een gebeurtenis. Alle plaatsen die je moet kennen staan in de checklist.

  • Soms is het alles of niets met het verdelen van de punten

Slide 22 - Slide

Verklaring voor een ontwikkeling

  • Hier worden eigenlijk twee dingen gevraagd: 
Welke ontwikkeling zie je?
Welke verklaring heb je hiervoor?

  • Eerst kijken wat (ontwikkeling) je ziet...

  • ...dan gaan uitleggen (verklaren)

Slide 23 - Slide

Goede volgorde
  • Is gewoon een chronologie-vraag

  • Jaartallen leren dus, het zijn er maar een stuk of 10

  • En als je dat doet, dan is dit eigenlijk geen echte meerkeuze-vraag

Slide 24 - Slide

Tijdbalkvraag
  • Jaartallen leren is het beste

  • Mocht je een jaartal even niet weten: zoek naar een logische volgorde (eventueel opschrijven op kladpapier)

  • En let op: Let op! 
Moet je maar één periode gebruiken, of mag je er meerdere gebruiken

Slide 25 - Slide

Geef een reden...
  • Met andere woorden: een verklaring

  • Gaat de vraag specifiek over de bron of kan de vraag ook over een andere bron worden gesteld?

  • Bij deze opdracht is dat laatste het geval

Slide 26 - Slide

De 'oude troep'-vraag
  • Deze vraag gaat over cultureel erfgoed: dit is een verplicht onderdeel in de examens

  • Kun je meestal beantwoorden met: het is een monument/herinnering aan vroeger

  • Je hebt veel 'oude troep': gebouwen, kleding, muntjes enz. enz.

Slide 27 - Slide

De hoofdstukken/delen vraag
  • Is gewoon een tijdbalk-vraag

  • Jaartallen leren dus, het zijn er maar een stuk of 10

  • Mocht je een jaartal even niet weten: zoek naar een logische volgorde (eventueel opschrijven op kladpapier)

  • En let op: Let op! 
Want er wordt hier belangrijke info gegeven, anders doen ze niet vetgedrukt gebruiken.

  • Meestal aan het eind van het examen: soort overzichtsvraag

Slide 28 - Slide

Zoek de 10 verschillen...

  • Dan moet je ze wél kennen...

  • Maar ze staan in de checklist: daar worden ze kenmerken genoemd

  • Kenmerken geven aan waaraan je iets herkent

  • Kenmerken kunnen gaan over ideeën, (standpunten) zoals bij deze opdracht, maar ook voor en na, perioden enz.

Slide 29 - Slide

De personen-vraag
  • Maak dit soort opdrachten eerst op kladpapier

  • Wie herken ik? 
  • Wie herken ik niet?

  • Waar gaan de uitspraken over (onderwerp)? 
  • Uit welke periode komen de uitspraken?

  • Leer alle personen: het zijn er in totaal een stuk of 20. Ze staan altijd in de afsluiting van de hoofdstukken.

  • Let ook hier op: Let op!

  • En bekijk zeker eens hoeveel punten dit soort vragen oplevert.

Slide 30 - Slide

Schrijf een verhaal...
  • Drie begrippen in een historisch verband plaatsen

  • Verreweg de moeilijkste vraag

  • Gaan meestal over de verrijkingsdelen (dus écht T-stof)

  • Op kladpapier:
1. Schrijf eerst op wat alle begrippen betekenen
2. Maak dan het verhaal

  • Op examenpapier
3. Neem het verhaal over.

  • Doe het zo: doe het dan ook zo...


Slide 31 - Slide

Organisaties
  • Deze moet je écht kennen: leren dus

  • Over (deze) organisaties zitten altijd vragen

  • Organisaties op Europees- en wereldniveau

  • Jullie zijn namelijk ook inwoners van Europa en de wereld

Slide 32 - Slide

Beeldbronnen
  • Wat zie je op de afbeelding?

  • Trekt de maker met speciale kleuren of effecten de aandacht?

  • Heeft de afbeelding een titel?

  • Wanneer is de afbeelding gemaakt? (Dit zie je soms ook aan de stijl van de bron)

  • Wie heeft de afbeelding gemaakt?

  • Wie heeft de opdracht gegeven om de afbeelding te maken?

  • Welke doel heeft de maker? 

Lees altijd goed de teksten boven en onder de bron (de toelichting)





Slide 33 - Slide

Tekstbronnen
  • Wie is de maker van de bron?

  • Hoe komt de maker van de bron aan zijn informatie

  • Zelf meegemaakt (direct) of van anderen (indirect) gehoord?

  • Betrouwbaar of onbetrouwbaar?

  • Wil de maker van de bron vertellen wat er echt is gebeurd, of wil hij de mensen iets laten geloven?

  • Gebondenheid aan tijd en plaats 

Slide 34 - Slide

Spotprenten (1)
  • Over welk historisch onderwerp gaat de spotprent? 

  • Wat is de achtergrond van de maker?

  • De titel of het bijschrift is vaak een samenvatting

Slide 35 - Slide

Spotprenten (2)
  • Welke personen staan op de spotprent? Soms worden personen gebruikt om een land (Uncle Sam, Russische beer, Engelse Bulldog) of om een groep (rijken, arbeiders) weer te geven

  • Worden de personen positief of negatief afgebeeld en wat doen ze?

Slide 36 - Slide

Spotprenten (3)
  • Welke dingen zie je op de spotprent? Soms zijn kleine dingen heel belangrijk.

  • Wat is de boodschap van de maker van de spotprent? Hoe weet je dat? 

Slide 37 - Slide