Als in Nederland in 1848 een nieuwe grondwet komt, is dat de eerste stap richting een democratischer Nederland: de macht van de koning wordt ingeperkt en de positie van het Nederlandse parlement wordt versterkt. Toch blijft het stemrecht beperkt tot een zeer beperkte groep, die mag stemmen volgens het principe van het censuskiesrecht. Geleidelijk wordt het stemrecht weliswaar opgerekt, bijvoorbeeld middels het Caoutchouc-artikel van 1887, maar pas in 1919 hebben 'alle' Nederlanders inspraak. Om dit te kunnen bereiken is door de groepen, die toen waren achtergesteld, hard gestreden.
Rechten (en plichten) van Nederlanders zijn zó vanzelfsprekend voor leerlingen. Dit onderwerp laat zien dat deze verworvenheden niet zonder slag of stoot in de Grondwet zijn gekomen. En dat ze nog relatief kort geleden in Nederland zijn ingevoerd. Algemeen kiesrecht en emancipatie van achtergestelde groepen zijn 'slechts' 100 jaar geleden ingevoerd en/of geborgd in onze Grondwet. Een dergelijk referentiekader blijft voor leerlingen een lastig gegeven, maar de huidige (nationale en internationale) maatschappij biedt genoeg 'vergelijkingsmateriaal' om leerlingen een beeld te helpen ontwikkelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: kinderarbeid of discriminatie op grond van sekse, ras of seksuele geaardheid in andere delen van de wereld.
Dit onderwerp helpt leerlingen tevens om, bij latere onderdelen van het Historisch Overzicht vanaf 1848, te laten zien wanneer democratie in gevaar komt c.q. dreigt te komen. Of dit nu tijdens de Duitse bezetting is, de Sovjet-Unie ten tijde van Stalin, of het (Islamitisch) terrorisme is.