What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Hub van DoorneCollege
Visit the website
‹
Return to search
PW H10
Hieronder staat een lijst met krachten.
Ernaast staat een lijst met apparaten.
Wat hoort bij elkaar?
Fiets
Katapult
Knijprem
Zeilboot
Parachute
Spierkracht
Veerkracht
Windkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht
1 / 25
next
Slide 1:
Drag question
Nask / Techniek
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hieronder staat een lijst met krachten.
Ernaast staat een lijst met apparaten.
Wat hoort bij elkaar?
Fiets
Katapult
Knijprem
Zeilboot
Parachute
Spierkracht
Veerkracht
Windkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht
Slide 1 - Drag question
welke krachten zorgen er voor dat je VOORUIT gaat als je fietst?
A
luchtweerstand
B
spierkracht
C
rolweerstand
D
aandrijfkracht
Slide 2 - Quiz
welke krachten geven WEERSTAND als je fietst?
A
rolweerstand
B
zwaartekracht
C
luchtweerstand
D
spierkracht
Slide 3 - Quiz
Als de overbrenging door een snaar, riem of ketting wordt overgebracht, spreek je van een...?
A
Indirecte overbrenging
B
directe overbrenging
Slide 4 - Quiz
de overbrengverhouding is 1 : 4
het aandrijfwiel heeft 40 tanden
het volgwiel heeft ...... tanden
A
geen
B
40
C
12
D
10
Slide 5 - Quiz
de overbrengverhouding is 1 : 4
het aandrijfwiel ( grootste) draait één keer rond,
dan draait het volgwiel... keer rond
A
40
B
4
C
12
D
10
Slide 6 - Quiz
Het grote aandrijfwiel heeft: 40 tanden,
Het kleine volgwiel heeft: 20 tanden
De overbrengingsverhouding is dan ........ : ........ ?
Slide 7 - Open question
In welke volgorde werkt de verbrandingsmotor?
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
De brandstof verbrand en de zuiger wordt naar beneden gedrukt.
Uitlaatgassen worden uit de verbrandingsmotor naar buiten geperst.
De zuurstof en brandstof worden samengedrukt. Dit mengsel wordt ontstoken door een vonk van de Bougie.
Zuurstof en brandstof worden aangezogen.
Slide 8 - Drag question
Je rent de 60 meter sprint in 10 seconden.
Wat is dan je gemiddelde snelheid?
Slide 9 - Open question
Een vliegtuig vliegt 400 km per uur.
Hoeveel kilometer heeft het vliegtuig afgelegd in 7 uur tijd?
Slide 10 - Open question
Een auto doet precies 5 seconden over 100 meter. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
Slide 11 - Open question
Emmie gaat met het vliegtuig naar New York.
De reis duurt 9 uur
De afstand is 7200 km.
Bereken de gemiddelde snelheid.
Slide 12 - Open question
10 meter per seconde is...?
A
3,6 km/h
B
36 km/h
C
360 km/h
D
3600 km/h
Slide 13 - Quiz
Hoeveel km/h is 5 m/s?
Schrijf de berekening op.
Slide 14 - Open question
In welk antwoord staan alleen maar grootheden vermeld?
A
afstand, tijd , meter
B
afstand, tijd , gemiddelde snelheid
C
gemiddelde snelheid, tijd en kilometer per uur
D
gemiddelde snelheid, seconden en kilometer
Slide 15 - Quiz
Als ik snelheid uitreken meet ik de afstand altijd in...?
A
meter en centimeter
B
dat maakt niks uit
C
kilometer en meter
D
kilometer en hectometer
Slide 16 - Quiz
Als ik snelheid uitreken meet ik de tijd altijd in...?
A
seconden en uren
B
uren, minuten en seconden
C
alleen in uren
D
alleen in seconden
Slide 17 - Quiz
noem 3 oorzaken die de reactietijd beïnvloeden
Slide 18 - Open question
Wat is de remweg?
A
de lengte van de remsporen
B
een weg waarop je goed kunt remmen
C
de afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd
D
De tijd die je nodig hebt alvorens je gaat remmen
Slide 19 - Quiz
Waarom is bumperkleven verboden?
De boete ligt tussen de 280 en 600 euro!!!
A
een bumperklever kan niet snel genoeg reageren
B
een bumperklever profiteert van de brandstof
C
door bumperkleven ontstaat vaak ruzie
D
de politie heeft niet genoeg wisselgeld bij zich
Slide 20 - Quiz
De reactietijd wordt groter als je sneller rijdt.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Jonge mensen reageren over het algemeen sneller dan ouderen.
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
Als het regent is de remweg langer.
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Ouderen mogen minder alcohol drinken als zij gaan deelnemen aan het verkeer dan jongeren.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
De reactieafstand wordt groter als je sneller rijdt.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz