This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Dierlijke cel
Plantaardige cel
Schimmelcel
Bacteriecel
Slide 1 - Drag question
Deze pup lijkt op een dalmatiër, maar zijn vader is een pitbull. Deze pup kan straks zelf ook jongen krijgen. Behoren de pitbull en dalmatiër tot dezelfde soort?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quiz
B3.2 dieren
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
1 Je kunt bij dieren verschillende vormen van symmetrie beschrijven.
2 Je kunt bij dieren verschillende typen skelet beschrijven.
3 Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van zes groepen dieren.
Slide 4 - Slide
Symmetrie
Als de helften elkaars spiegelbeeld zijn
-->
Slide 5 - Slide
Drie verschillende soorten symmetrie
Niet Symmetrisch
Slide 6 - Slide
A
Niet symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Meervoudig symmetrisch
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
6 groepen dieren
Sponzen
Neteldieren
Weekdieren
Geleedpotigen
Stekelhuidingen
Gewervelden
Slide 9 - Slide
gebruik je boek!
leg blz 162 en 163 open om de volgende vragen te beantwoorden.
Slide 10 - Slide
Kwallen zijn ...
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch
Slide 11 - Quiz
Een zeester is een ...
A
Neteldier
B
Geleedpotige
C
Gewervelde
D
Stekelhuidige
Slide 12 - Quiz
Een slak heeft een ...
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet
Slide 13 - Quiz
Een vlieg is een geleedpotige
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quiz
Sponzen zijn ...
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch
Slide 15 - Quiz
Welke dieren hebben meestal een huisje of schelp als skelet?
A
Neteldieren
B
Weekdieren
C
Gewervelde
D
Geleedpotige
Slide 16 - Quiz
Een zee-egel heeft een inwendig skelet
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quiz
Welke dieren hebben een pantser als skelet
A
Sponzen
B
Ringwormen
C
Geleedpotige
D
Weekdieren
Slide 18 - Quiz
Een kwal heeft geen skelet
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quiz
Rijk van de dieren
Slide 20 - Mind map
Aan het werk
maken digitaal via magister / leermiddelen / biologie voor jou:
thema 3 basisstof 2: DIEREN
opdracht 1 t/m 10 moet oranje of groen zijn; opdracht 5 doe je in je boek!