This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Structuur
Textuur
Patroon
Slide 1 - Slide
Structuur
Bijvoorbeeld de nerven van een blad
Of de schubben van een vis
De structuur van stof is opgebouwd uit draden
Andere woorden voor structuur zijn: opbouw, samenstelling of ordening.
Structuur is de manier waarop iets in elkaar zit.
Een groter geheel materiaal bestaat vaak uit verschillende kleine delen.
Die samenstelling van materiaal noem je STRUCTUUR.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Verschillende soorten structuren
Natuurlijke structuren
Kunstmatige structuren
Slide 5 - Slide
Natuurlijke Structuren
Kunstmatige Structuren
Slide 6 - Drag question
Textuur
Ieder voorwerp heeft een oppervlak dat je kunt zien én voelen.
Voorbeelden van Textuur zijn harig, stekelig of glad.
Hoe voelt dit?
En dit?
Hoe voelt dit aan?
Slide 7 - Slide
Wat is Textuur?
Textuur is de oppervlakte van alles we kunnen zien en voelen. De tafel heeft bijna geen textuur want die is vlak en glad, maar de schors van een boom wel want die is ruw en grof. De vacht van een vos is weer zacht en harig. Maar hoe kan je nou in een tekening laten zien of iets zacht of juist stekelig aan voelt?
Slide 8 - Slide
Regelmatige of onregelmatige textuur
Als de deeltjes in een textuur even groot zijn, en steeds op dezelfde manier herhaald worden, spreek je van een regelmatige textuur; bijvoorbeeld in een rieten mand.
Maar een stuk boomschors bijvoorbeeld heeft een toevallige, onregelmatige textuur.
Slide 9 - Slide
Stofuitdrukking
Als je zo'n textuur namaakt in een ander materiaal, dan heet dat stofuitdrukking.
Je probeert bijvoorbeeld haren zo te tekenen, schilderen of boetseren dat het net echt lijkt.
Slide 10 - Slide
Patroon
Als je een vorm steeds herhaalt, dan noem je dat een patroon.
Welke vorm zie je hier steeds terugkeren?
Patronen kunnen ook toevallig ontstaan.
De kunstenaar Escher maakte op bijzondere wijze gebruik van patronen.