Johan de Witt Scholengroep

Quiz 3.3

Economie

Quiz paragraaf 3.3
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Economie

Quiz paragraaf 3.3

Slide 1 - Slide

Wat is geen reden om geld te lenen / leenmotief:
A
Een onverwacht geldtekort
B
De koop van een gebruiksgoed
C
De koop van een huis
D
Voor de rente

Slide 2 - Quiz

Als je een krediet bij een bank hebt, moet je de bank twee dingen betalen:​ Je betaalt het leenbedrag terug dat heet ....?... En je betaalt rente als vergoeding omdat je het geld van de bank mag gebruiken.
A
afbetalen
B
aflossing
C
terugbetaling
D
verlossen

Slide 3 - Quiz

Een ander woord voor lening is
A
rente
B
krediet
C
sparen
D
reserveren

Slide 4 - Quiz

Kredietkosten = (aantal termijnen × termijnbedrag) – leenbedrag​


A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Hypothecaire lening (of hypotheek)
A
is een lening voor de aankoop van een meubels
B
is een lening voor de aankoop van een auto.
C
is een lening voor de aankoop van een huis.

Slide 6 - Quiz

Als je de rente en aflossing van je hypotheek niet meer kunt betalen, mag de bank het huis verkopen om het geld terug te krijgen. Het huis is dan het onderpand voor de lening.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Persoonlijke lening =
A
Je spreekt met de bank af tot welk maximumbedrag je wilt lenen, de kredietlimiet. Je mag op elk moment geld lenen, zolang het totale leenbedrag maar onder de kredietlimiet blijft.
B
Je spreekt met de bank een looptijd af en betaalt vaste termijnen voor rente en aflossing.

Slide 8 - Quiz

koop op afbetaling =
A
Je spreekt met de bank een looptijd af en betaalt vaste termijnen voor rente en aflossing.
B
Je betaalt de koopprijs in termijnen af. Je bent meteen na de koopafspraak eigenaar.

Slide 9 - Quiz

Je wilt een huis kopen. Welke lening gebruik je hiervoor?
A
hypothecaire lening
B
doorlopend krediet
C
persoonlijke lening
D
consumptief krediet

Slide 10 - Quiz

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling

Slide 11 - Quiz