Johan de Witt Scholengroep

eco k4

Wat zijn de drie geldfuncties?
A
Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit
B
Chartaal geld, giraal geld, directe ruil
C
Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat zijn de drie geldfuncties?
A
Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit
B
Chartaal geld, giraal geld, directe ruil
C
Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel

Slide 1 - Quiz

Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit = het soorten inkomens

Chartaal geld = munten, bankbiljetten
Giraal geld = betaalrekening of bankrekening
Directe ruil = product tegen ander product ruilen
Indirecte ruil = goederen of diensten ruilen met een ruilmiddel (geld)

kies de 3 goede antwoorden
welke 3 spaarmotieven zijn er?
A
sparen voor later
B
sparen voor de rente
C
sparen met een doel
D
sparen uit voorzorg

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Veranderen de vaste kosten als je meer produceert?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke kosten is een vaste kosten?
A
Afschrijving van een machine
B
Kosten voor het water
C
Benzine kosten
D
Kosten schoonmaakmiddelen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Hoe bereken je €20 per week om in maanden?
A
€20 x 4 = €
B
€20 x 52 : 12 = €
C
€20 x 31 = €
D
€20 x 30 = €

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


Tess leent €3000 en kiest voor een looptijd van drie jaar. 
Bereken de kredietkosten. 
A
€97
B
€492
C
€3000
D
€3492

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is welvaart?
A
Begroting
B
De mate waarin je in je behoeften kunt voldoen
C
Prioriteiten stellen
D
Budget

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wie betaalt de BTW
A
consument
B
producent
C
niemand
D
overheid

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Noem een voorbeeld van sparen uit voorzorg

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Noem een voorbeeld van consumptief krediet

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Noem één voordeel voor de consument van meer concurrentie.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions