Spaans Havo 3 les 3

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

www.bing.com

Startklaar

• Op je plek zitten 
• Telefoon in het Zakkie 
  
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  
• Schoolspullen op tafel: 

    Boeken

    Chromebook

    JdW-map, etui 

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

ONZE KLAS VANDAAG

-Je leert kledingstukken.

 

-Je leert de structuur van voornaamwoord als lijdend en meewerkend voorwerp.

-Je leert tijdsduur.

Verbind de persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans met de juiste vertaling in het Nederlands

Ik

jij

Jullie

Wij

Hij/ zij/ u

Zij meervoud / u meervoud

Yo

Tú

Él / ella/ usted

Nosotros/ nosotras

Vosotros/ vosotras

Ellos / ellas/ ustedes

ONZE KLAS VANDAAG

-Je leert Objeto Directo

 

-Je leert de pretérito perfecto.

-Je refresh ser, estar

¿SER o ESTAR?  FLASHBACK

es

son

estamos

estáis

estás

Nosotros ...... en la clase.

¿Qué tal, Laura? ¿Y tú? ¿Cómo ......?

Miguel..... un tío divertido

Sam .... muy simpática

Tycho y Gijs ...... muy amables. 

Esta semana, vosotros.... en Bogotá 

Frases clave en el aula

AUB =     POR FAVOR

Groeten

Hola

Buenos días

Buenas tardes

Afscheid nemen

Adiós

Hasta mañana

Hasta la semana que viene

Bedanken

Gracias

Muchas gracias

Pág 20, 21

(Objeto Directo) [LIJDEND VOORWERP]

Het LIJDEND VOORWERP ontvangt de actie van het werkwoord direct. Om het LIJDEND VOORWERPt in een zin te vinden, kun je de vraag stellen: “Wat?” of “Wie?” na het werkwoord. Bijvoorbeeld:

• Juan come una manzana. (Juan eet een appel.)

*Vraag: Wat eet Juan? Antwoord: una manzana (een appel) is het directe object.

De O.D. = voornaamwoord als lijdend voorwerp 

Altijd denk aan mn of vr en ook enkelvoud of meervoud.

Quiero

(Objeto Indirecto) [MEEWERKEND VOORWERP]

Het MEEWERKEND VOORWERP ontvangt de actie van het werkwoord indirect, vaak via een ander object. Om het MEEWERKEND VOORWERP te vinden, kun je de vraag stellen: “Aan wie?” of “Voor wie?” na het werkwoord. Bijvoorbeeld:

• Juan da una manzana a María. (Juan geeft een appel aan María.)

*Vraag: Aan wie geeft Juan een appel? Antwoord: a María (aan María) is MEEWERKEND VOORWERP

De (O.I.) [MEEWERKEND VOORWERP] kunnen vervangen worden door de volgende voornaamwoorden als meewerkend voorwerp:

me (mij)

te (jou)

le (hem/haar/u)

nos (ons)

os (jullie)

les (hen/u)

Plaatsing van de Voornaamwoorden:

In een zin komen de indirecte object (meewerkend voornaamwoorden) vóór de directe object (lijdend voornaamwoorden). Bijvoorbeeld:

Juan da la manzana a María. (Juan geeft mij de appel.)

Juan se la da. (Juan geeft het aan jou.)

Bijzonder

Een speciale regel is dat wanneer zowel het indirecte als het directe objectvoornaamwoord in de derde persoon staan, “le” of “les” verandert in “se” om verwarring te voorkomen:

Juan se la da. (Juan geeft het aan hem/haar/u.)

De plaatsing van de voornaamwerpen staat altijd vóór het werkwoord; de volgorde is omgekeerd.

Lees meer op pag 18

ZH3 les 3 GENTE Creativa

Plaats de juiste voornaawoord als lijdend voorwerp:

Samen in de klas oefenen

OEFENEN

YO COMPRO EL REGALO PARA JAVIER

LIJDEND VOORWERP= WAT= LO

MEEWERKENDE VOERWERP= AAN WIE/VOOR WIE= SE

Tijd voor schrijven

Schrijf 2 zinnen met deze structuur:

zelfstanig naamwoord+werkwoord+lijdend voorwerp+meewerkende voorwerp

Wat is de juiste zin met lijdend en meewerkend Voornaamwoorden?

Escribo una carta para ti.

1. Escribo a ti una carta
2. La te escribo
3. Carta te escribo
4. Te la escribo

Objeto directo: Lidend voorwerp:
- ¿Quién llama a María?
- _____ llamo yo.

1. ella
2. te
3. la
4. le

Objeto directo:
¿Dónde están las llaves? No _____ veo en ninguna parte.

1. estas
2. las
3. los
4. unas

Sustituye los pronombres (voornaamwoorden) de objeto directo e indirecto:
María envía una carta a sus tíos.

1. María le la envía.
2. María se los envía.
3. Se lo envías.
4. María se la envía.

TIP: PAGINA 18 HEEFT DIT EXACT INFO, EN OOK IN DE ONLINE VERSIE.

Welke zijn de correcte zinnen?

1. Desde tenía dos años
2. Desde hace dos años
3. Desde que tenía dos años
4. Desde dos años

7. Formatief handelen

De docent geeft de leerlingen gedurende de les gerichte feedback, feedup en feedforward op de op de inhoud van het werk, de leerstrategie, het gedrag en op zelfsturing. De docent bevraagt willekeurig leerlingen met open vragen. De docent stimuleert kwaliteitsbesef onder leerlingen door bijvoorbeeld leerlingen elkaars werk te laten vergelijken of uitgewerkte voorbeelden te gebruiken, gevolgd door geïnformeerde vervolgstappen.

Carlos toca el piano .... cinco años

1. desde hace
2. hace
3. desde
4. de

Vivo en España ..............2015

1. hace 5 años
2. desde
3. desde hace
4. hace

Desde hace

Desde

desde que

  ................................hago yoga, estoy muy feliz.

Sara es vegetariana ............................ dos años.

Toca el piano ........................ los seis años.

¿QUÉ ME PONGO?

Open je boek op pagina 20

samen lezen en doen opdracht A

Lee el artículo a continuación.

1- ¿De qué trata el artículo?

2- ¿Qué tiene de particular el tiempo verbal?

3- ¿Es un artículo formal o informal?

4- Qué opinas sobre el tema?

elpais.com

OEFENEN MET...

Página 16; 1, 3, 4

Página 20; opdracht A

WERKBOEK

Página 10-11; opdracht 9, 11, 12

HUISWERK

Werkboek Página 12-13; 1, 2, 3

Groene Boek; 123 Woordenlijst lees en leer:

En Marcha!, Mis cosas Favoritas

Noem twee dingen die je vandaag hebt geleerd

        HASTA LA SEMANA QUE VIENE...      ¿YA SABÉIS                                  QUIÉN ES FRIDA KAHLO?