Johan de Witt Scholengroep

Examenbundel

Programma
- Snuffel aan je bundel
- FAQ's van het examen Nederlands
- Wat moet je kennen en kunnen voor het examen
- Vragen naar betekenis, hoofdgedachte en hoofdvraag (theorie 1 en 2, p. 28-29)
1 / 57
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

This lesson contains 57 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Programma
- Snuffel aan je bundel
- FAQ's van het examen Nederlands
- Wat moet je kennen en kunnen voor het examen
- Vragen naar betekenis, hoofdgedachte en hoofdvraag (theorie 1 en 2, p. 28-29)

Slide 1 - Slide

Opdracht
Werk in tweetallen
Neem je bundel voor je. Bekijk de inhoudsopgave, blader door de bundel en kijk ook vooral goed achterin
Wat is voor jou handig, wat valt je nog meer op
Ik hoor graag jullie bevindingen

Slide 2 - Slide

Noteer in je agenda of zet alvast je wekker
Het examen Nederlands is op donderdag  12 mei 2023 13:30- 16:30 uur
(1e tijdvak)

Op maandag 13 juni 2022 om 13:30- 16:30 uur -> 2e tijdvak


Slide 3 - Slide

Opdracht
Bereken hoeveel studieweken je hebt tot 12 mei

Wat valt je nu al op  in je planning?

Slide 4 - Slide

Enkele FAQ's
- Altijd 1 lange tekst en meestal 3 kortere teksten met tekstfragmenten
- teksten van maatschappelijk of cultureel belang
- 30 tot 40 vragen in 3 uur
- open vragen, meerkeuzevragen, samenvattingsvragen
- geen theoretische vragen, toepassen!

Slide 5 - Slide

Toetsdoel
Je wordt getoetst op leesvaardigheid en argumentieve vaardigheden


-> laat zien dat je pittige teksten kunt begrijpen en analyseren
-> laat zien dat je een redenering kunt volgen en beoordelen
-----------------------------> tipje: verdiep je in de toetsenmaker

Slide 6 - Slide

Wat moet je kennen / kunnen?
  • Je moet kennis van de wereld en voldoende woordenschat hebben 
  • Je stelt de 5 w en 1 h-vraag bij teksten
  • Je kunt tekstonderwerp en hoofdgedachte vaststellen
  • Je kunt doel en tekstsoort vaststellen
  • Verbanden tussen zinnen en alinea's en tekststructuren herkennen
  • Stijl, spelling en interpunctie
  • Argumenteren en samenvatten
  • ----------------------------> lees p. 11 tm 17 voor meer info

Slide 7 - Slide

Wat betekent de titel 'Het creatieve monster?'

Slide 8 - Open question

Het begrip
Betekenis

Slide 9 - Slide

Vragen naar de betekenis

 Je geeft dan in je eigen woorden de inhoud van een woord, zin of de titel weer

Maar soms moet je ook benoemen:
De waarde
De impact of effect
Het doel
Een teken of indicatie

Wat betekent het verbod op zijn boek voor de schrijver?
Wat is de betekenis van De wereld gaat aan vlijt ten onder?
Wat betekent het als er rook uit jouw brommer komt?





Slide 10 - Slide

De val van het kabinet Rutte is van grote betekenis geweest.
A
Teken
B
Belang
C
Doel
D
Impact

Slide 11 - Quiz

De publicatie van dit boek betekent dat de schrijver het land niet meer in mag
A
Gevolgen
B
Teken
C
Impact
D
Belang

Slide 12 - Quiz

Waar rook is, is vuur. Het vuur is hier een teken. Maar waarvan? Wat betekent de uitdrukking?

Slide 13 - Open question

Opdracht
Maak oefening 1.1 op p. 28 

Maak hem eerst zelfstandig, je kunt daarna de antwoorden nakijken op p. 114

Slide 14 - Slide

Programma
Hoe je het onderwerp en de hoofdgedachte bepaalt
Hoe je met de hoofdgedachte de tekst analyseert
Oefenen

Slide 15 - Slide

Tekstonderwerp
Geeft antwoord op de vraag: waar gaat de tekst over.
Altijd een zinsdeel, geen hele zin
Met behulp van het onderwerp, kun je de tekst in delen hakken
-> de deelonderwerpen

Slide 16 - Slide

Bedenk 3 deelonderwerpen bij het tekstonderwerp klimaat?

Slide 17 - Open question

Tekstdoelen
Tekstdoel: datgene dat een schrijver wil bereiken met zijn tekst

Amuseren: Het publiek vermaken  -> bijvoorbeeld een gedicht of column
Informeren: Het publiek iets uitleggen  -> uiteenzetting
Opiniëren: Het publiek zelf een mening laten vormen -> beschouwing
Overtuigen: Het publiek een mening laten overnemen -> betoog
Activeren: Het publiek aanzetten iets te gaan doen -> reclame of pamflet
Combinaties zijn mogelijk!!!

Slide 18 - Slide

Vragen naar de hoofdgedachte 
De hoofdgedachte is de belangrijkste mededeling (en altijd gekoppeld aan tekstonderwerp en tekstdoel)

De hoofdvraag is de centrale vraag, de hoofdgedachte een antwoord daarop

Slide 19 - Slide

Hoofdgedachte opsporen
Hoe vind je de hoofdgedachte van de tekst?

Bepaal eerst het onderwerp
De hoofdgedachte zegt iets over het onderwerp
Let met aandacht op de titel!!
Hij staat vaak in het slot

Hoe vind je de hoofdgedachte van een alinea?
Weet dat Alinea´s zijn opgebouwd uit een kernzin en aanvulling (uitleg, verklaring, voorbeelden, bewijzen)
----------------------------------------> Let op het gemeenschappelijke in de tekst en tekstdeel



Slide 20 - Slide

Wat is het tekstonderwerp?

In de homeopatische geneeskunde speelt het placebo-effect een belangrijke rol.

A
het placebo-effect
B
het placebo-effect in de homeopatische geneeskunde
C
de homeopatische geneeskunde
D
?

Slide 21 - Quiz

Wat is het gemeenschappelijke?
Het verschijnsel dat het vertrouwen van patienten in de behandeling al genezend werkt, is overigens van groot belang bij alle geneeswijzen. Nader onderzoek heeft aan het licht gebracht dat de terreinen waarop placebo´s werkzaam zijn veel groter zijn dan men dacht, Tegen de overvloed aan overtuigende artikelen over de resultaten van placebo´s steken echter de pogingen tot nader begrip van het placebo/effect schril af.

Slide 22 - Slide

Noteer hier de hoofdgedachte van het voorgaande fragment

Slide 23 - Open question

Let ook op scharnierende zinnen
Nu we de ontstaansgeschiedenis van de homeopathie hebben bekeken, vragen we ons af hoe wetenschappers tegenwoordig denken over de principes van edele geneeswijze. De theoretische achtergrond van de homeopathie is hoogst primitief. 

s-zinnen vatten de vorige alinea samen en kondigen aan

Slide 24 - Slide

Vindplaats hoofdgedachte
Hoofdgedachte in eerste zin (rest is bewijs, toelichting of uitwerking)
De hoofdgedachte zit in de laatste zin (rest is bewijs, toelichting, uitwerking)
Hoofdgedachte in tweede zin. (eerste is dan een structurerende zin die de alinea´s verbindt).
Hoofdgedachte zit in de eerste zin en wordt herhaald in de laatste zin
Hoofdgedacht zit deels in de eerste zin en wordt afgemaakt in de laatste zin
Hoofdgedachte zit verdeeld in alle zinnen (MOEILIJK!)

Bekijk de voorbeelden op p. 31 en 32

Slide 25 - Slide

Lees de tekst in 3 rondes

  1. Verkennend lezen: je weet het onderwerp, tekstdoel en soms de hoofdgedachte
  2. Je neemt de vragen door en gaat dan de eerste zinnen van de alinea´s lezen: je weet de rode draad
  3. Je leest de tekst intensief en analyseert de tekst. Je weet hoe de rode draad loopt, hoe de onderdelen passen in het geheel en wat de structuur is. Hoe verhoudt het fragment zich tot de hoofdgedachte



Slide 26 - Slide

Nu de deelonderwerpen
tip: gebruik de gidsende zinnen

Dit zijn stukjes van het onderwerp. Hak de tekst in stukken!
Let op de tussenkopjes die in de vragen worden genoemd!!

Slide 27 - Slide

Gidsende zinnen
1. Zinnen met een scharnierfunctie (samenvatting en aankondiging)
Nu we de ontstaansgeschiedenis van de homeopathie hebben bekeken, vragen we ons af hoe wetenschappers tegenwoordig denken over de principes van deze geneeswijze. (zie p. 33)
Hierna komt dan de hoofdzin:
De theoretische achtergrond van de homeopathie is hoogst primitief.

2. Aankondigende zinnen
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van dit probleem?
Welke oplossingen zijn er allemaal bedacht?
Voordat we het problem kunnen oplossen, moeten we het eerst in kaart brengen

3. Samenvattende zinnen
Ze trekken een conclusie uit de vorige zin of vatten deze samen’
Artsen hebben dus heel lang behandelingen voorgeschreven waarvan de werkzaamheid onduidelijk was.











Slide 28 - Slide

Opdracht
Bekijk het schema op p. 38 en verder

Slide 29 - Slide

Het gebrek aan zelfkritiek vond een voedingsbodem in de overwinning op het Derde rijk.
A
Gidsende zin
B
Aankondigende zin
C
Scharnierende zin

Slide 30 - Quiz

Als men rekening houdt met deze beperkingen, kan men zich verbazen over de populariteit van de homeopathie.
A
Gidsende zin
B
Aankondigende zin
C
Scharnierende zin

Slide 31 - Quiz

Artsen hebben dus heel lang behandelingen kunnen voorschrijven die zinloos of zelfs schadelijk zijn.
A
Gidsende zin
B
Aankondigende zin
C
Scharnierende zin
D
Concluderende zin

Slide 32 - Quiz

Voordat we het probleem echt kunnen oplossen, moeten we het eerst beter in kaart brengen.
A
Gidsende zin
B
Aankondigende zin
C
Scharnierende zin

Slide 33 - Quiz

Opdracht
Maak de oefentekst op p. 78 (alleen theorie 1)

Straf en Leed

Slide 34 - Slide

Functiewoord
Voorbehoud: beperking van wat gezegd wordt (jouw standpunt geldt niet voor een bepaald uitzonderingsgeval of een groep)
Bevinding: uitkomst van een onderzoek of observatie (iets wat je vindt)

Slide 35 - Slide

De vraag goed lezen, b.v. deze:
Wat bepleit de auteur in alinea 3?


Bepleiten betekent een standpunt geven èn je argument.

Slide 36 - Slide

Opdracht
Neem samen schema op p. 38 door

Slide 37 - Slide

Voorbeeld
Welke waarschuwing geeft de schrijver?

Zoek eerst het gevaar op dat de schrijver ziet
Formuleer in eigen woorden of citeer de waarschuwing


Houd gevaar en waarschuwing uit elkaar!

Slide 38 - Slide

Stappenplan vragen beantwoorden
  1. Lees tekst helemaal
  2. Lees de hele vraag en verdeel die in stukken
  3. Onderstreep de belangrijke woorden (functiewoorden en kernwoorden)
  4. Formuleer de vraag in eigen woorden
  5. Ga na wat precies gevraagd wordt
  6. Bedenk hoe de vorm van het antwoord eruit ziet
  7. Noteer je antwoord volledig
  8. Controleer of je alle antwoorden hebt

Slide 39 - Slide

Voorbeeld
Wat wil de auteur met deze anekdote duidelijk maken?

Hoofdzaak -> wat de schrijver bedoelt
Bijzaak -> de anekdote

De anekdote is een voorbeeld van, is kenmerkend voor x
Formuleer dan eerst x (hoofdzaak)

Slide 40 - Slide

Leerdoel
Je kent de tekstsoorten en tekstdoelen
Je kunt deze herkennen
Je kunt ook combinaties van tekstdoelen herkennen

Slide 41 - Slide

Tekstdoelen en teksoorten
activeren
adviseren
amuseren 
informeren - uiteenzetting
overtuigen - betoog
beschouwen - beschouwing
en combinaties

Slide 42 - Slide

Noem alternatieve bewoordingen voor overtuigen.

Slide 43 - Mind map

Welke synoniemen van een advies of adviseren ken je?

Slide 44 - Mind map

Opdracht
Neem het volgende onderwerp in gedachten: het placebo-effect in de homeopathische geneeskunst

Bedenk een verhaal dat informeert, overtuigt, beschouwt. en adviseert

Bedenk dan een verhaal dat informeert en overtuigt

Slide 45 - Slide

Opdracht
Bekijk de navolgende column en noem het tekstdoel.

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Video

De schrijver waarschuwt reguliere artsen en zegt in tekst T van mening te zijn dat nogal wat reguliere artsen helaas onvoldoende doorzien dat er grote beperkingen zijn in het homeopathische systeem.
A
informeren, overtuigen, beschouwen
B
adviseren, informeren
C
Adviseren, informeren, overtuigen
D
informeren, overtuigen

Slide 48 - Quiz

De auteur van tekst S is van mening dat de homeopathische arts het uiteindelijk zal winnen van zijn reguliere collega, omdat zijn behandeling van de patient kil en onsympathiek is.
A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 49 - Quiz

Opdracht
Maak opdracht 2.1, p. 41-42

Slide 50 - Slide

Opdracht / huiswerk
Maak de vragen bij Straf en Lees, theorie 2, p. 82

Slide 51 - Slide

Lesdoelen
Je (her)kent verbanden tussen zinnen en alinea's
Je (her)kent de functiewoorden en kernwoorden in de vragen
Je (her)kent de tekststructuen

Slide 52 - Slide

Opdracht / huiswerk
Maak de vragen bij Straf en Lees, theorie 3, p. 82

Slide 53 - Slide

Waar denk jij aan bij relaties?

Slide 54 - Mind map

Opdracht
Neem het schema op p. 45 door
Noteer de verbanden die je niet kent

Het gaat om verbanden tussen zinnen en alinea's

Slide 55 - Slide

Groene stroom is op milieuvriendelijke wijze opgewekte stroom, ze is nu nog duurder, maar heeft als voorddeel dat ze uit alternatieve brandstoffen wordt opgewekt.
A
Definitie
B
Karakterisering
C
Verduidelijking
D
Vergelijking

Slide 56 - Quiz

Opdracht / huiswerk
Maak de vragen bij Straf en Lees theorie 4, p. 82

Slide 57 - Slide