This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Maak je door achter het hele werkwoord een -d of - de te zetten.
lachend(e)
fluitend(e)
lopend(e)
knippend(e)
Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.
Geeft aan hoe iets gebeurt.
Hele werkwoord + een D
Kwijlend nam ik een hap.
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.
Een onvoltooid deelwoord kun je net als
het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken:
Een lachende vrouw.
De gillende kinderen.
De huilende man.