Johan de Witt Scholengroep

Economisch beleid hoofdstuk 4

Het IS-MB-GA model
Toepassingen

hoofdstuk 4

1 / 46
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Het IS-MB-GA model
Toepassingen

hoofdstuk 4

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Conjunctuuranalyse  vraagschok IS-MB-GA

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lange termijnevenwicht
  • Potentieel BBP (Y*) op lange termijn afhankelijk van  productiefactoren kapitaal en arbeid en factorproductiviteit =structuur
  • Lange termijnevenwicht Y=Y*

Slide 5 - Slide

Schok
  • Schok = plotselinge sterke verandering
  • Verstoring van evenwicht
  • Langetermijnevenwicht ≠  kortetermijnevenwicht.

Slide 6 - Slide

Vraagschok (1)
  • Denk aan onderliggend model
  • EV = C + I + O => Keynesiaanse kruis => IS-lijn
  • Verandering C of I of O

Slide 7 - Slide

Vraagschok (2)
  • Positieve vraagschokken=> bestedingen (C of I of O) stijgen=> IS-lijn verschuift naar rechts
  • Negatieve vraagschokken=> bestedingen (C of I of O) dalen => IS-lijn verschuift naar links

Slide 8 - Slide

Analyse aan de hand van voorbeeld:
Uitgangssituatie:

  • De economie van een euroland bevindt zich na jaren van economische groei in het langetermijnevenwicht (Y = Y*, feitelijke productie = potentiële productie)
  • De grootste regeringspartij vindt dat de bevolking moet profiteren van het gestegen nationale inkomen en besluit de autonome overheidsbestedingen te verhogen.
  • Een econoom analyseert de gevolgen van deze maatregel met onderstaand IS-MB-GA-model. In de uitgangssituatie bevindt de economie zich in situatie Y0 met bijbehorende rente r0 en inflatie π0

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Uitkomsten na schok
  • Korte termijn => output gap (Y ≠ Y*)
  • Lange termijn => Y = Y* 
  • Productiekant (GA) reactie via verwachte inflatie (πe)
  • Vraagkant (IS=MB) reactie via rente (r)
  • In nieuw bestedingsevenwicht permanente wijzigingen πe en r => beperking model

Slide 14 - Slide

Het IS-MB-GA-model is een structuurmodel
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Niet-evenwijdige verschuivingen
  • Autonome bestedingen (Co, Io, Oo) omhoog => EV-lijn schuift evenwijdig omhoog =>  IS-lijn verschuift evenwijdig naar rechts => bij iedere r een hogere Y
  • Marginale consumptiequote omhoog of marginale belastingquote omlaag => EV-lijn steiler => IS-lijn vlakker

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Monetaire schok
  • Grote verandering van rentestand (ruimgeldbeleid of krapgeldbeleid)
  • Inflatie veranderen zonder voorafgaande vraagschok
  • Na een schok hangt de omvang van de ingreep af van 'de afkeer van inflatie' van de ECB => hoe erg vinden zij inflatie?
  • Analyse via model => na verschuiving op GA lijn => nieuwe Y en nieuwe π moet ECB rentestand opnieuw aanpassen om de gewenste inflatie te bereiken

Slide 19 - Slide

Effectieve ondergrens nominale rente
  • Nominale rente kan niet (ver) onder nul zakken=> grens aan beleidsmogelijkheden ECB
  • Nominale rentes op spaarrekeningen of staatsobligaties te negatief => mensen hebben liever geld (vermogenstitel met nul rente)
  • Probleem voor de commerciële banken
  • Centrale bank kan de nominale beleidsrente wel iets onder nul laten zakken het aanhouden van veel kasgeld onpraktisch en kostbaar is

Slide 20 - Slide

Inflatieverwachtingen
  • Geloofwaardigheid ECB (2008)
  • Losse reden vasthouden 2% (hoewel de 2% relatief willekeurig gekozen is=> 3 of 4 % had ook gekund)

Slide 21 - Slide

Bij een monetaire schok verschuift de IS-lijn niet.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Welkom!

Ben je klaar voor de les?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Video
  • 'Fear the boom and bust, Keynes vs Hayek rap battle' - Econstories
  • Voorbeeld 'scholenstrijd' in de economie
  • Oostenrijkse school (Hayek) vs Keynesiaanse school

  • Welke verschillen in denkwijze kun je uit het filmpje halen?
  • Let op de rol van de overheid en van de centrale banken

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Link

Verschillende 'scholen'
  • Menselijk gedrag/complexe samenleving vangen in modellen
  • Data en statistiek niet goed genoeg
  • Veel nadruk op theorie en wiskundige modellen
  • Zijn de aannames wel realistisch? Maakt dat uit?
  • 'Mainstream' (orthodox) en 'afwijkend' (heterodox)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Keynes vs Klassieken
Keynes
Klassieken
korte termijn
lange termijn
conjunctuur
structuur
anticyclisch beleid
laissez-fair beleid
productiecapaciteit is niet maximaal
productiecapaciteit is maximaal
KT: prijzen en lonen zijn star, aanbodlijn is horizontaal/vakker. Stimuleren is zeer effectief: BBP zal stijgen tot max productie.
LT: Prijzen en lonen zijn flexibel, verticale aanbodlijn. Stimuleren is zinloos. Productie zal niet stijgen. 

Slide 30 - Slide

De GA-curve (1)

Klassieke economen:
  • GA-curve verticaal. 
  • Prijzen en lonen reageren onmiddellijk op veranderingen in het inkomen
  • Perfecte loon-en prijsflexibiliteit
  • Iedere vraagimpuls leidt tot een hogere inflatie leidt, maar niet tot een hoger inkomen. 
  • Monetair beleid en begrotingsbeleid zijn dan niet effectief. 
  

Slide 31 - Slide

De GA-curve (2)

Keynesianen & monetaristen
  • GA-curve niet verticaal
  • Op de korte termijn kan het inkomen kan afwijken van de potentiële productie
  • Monetair en begrotingsbeleid zijn effectief
  • Bij onderbesteding leidt het stimuleren van de vraag tot een hoger inkomen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

De IS-curve

Keynesianen en monetaristen denken hetzelfde over de helling van de GA-curve. Zij verschillen echter van mening over de kracht van het begrotingsbeleid en het monetaire beleid. Je kunt de opvatting van Keynesianen en monetaristen over de IS-curve als volgt samenvatten: 

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Wat is de formule voor effectieve vraag?
A
EV = C + B + O
B
EV = C + I + O
C
EV = c*C + I + O
D
EV = c*Y + B +O

Slide 38 - Quiz

Hoe wordt de marginale consumptiequote (c) beïnvloed door de reële rente?
A
Bij een hogere reële rente stijgt de marginale consumptiequote (c)
B
De reële rente heeft geen invloed op de marginale consumptiequote (c)
C
Bij een hogere reële rente zal de marginale consumptiequote lager zijn.
D
Bij heen hogere reële rente zal de marginale consumptiequote hoger zijn.

Slide 39 - Quiz

Welke variabelen worden gebruikt bij de IS curve?
A
Inflatie en werkloosheid
B
Prijs en hoeveelheid
C
Rente en Nationaal Inkomen
D
Belasting en overheidsuitgaven

Slide 40 - Quiz

Welke beleidsactie doet de ECB wanneer de geldhoeveelheid verruimt moet worden?
A
Een vaste rente
B
Een stabiele rente
C
Een lagere rente
D
Een hogere rente

Slide 41 - Quiz

Waarom loopt de GA curve schuin omhoog?
A
Vanwege vraag en aanbod
B
Vanwege prijsrigiditeit
C
Vanwege overheidsinterventie
D
Vanwege technologische vooruitgang

Slide 42 - Quiz

Wat is de definitie van de multiplier in het gebruikte model?
A
De multiplier geeft aan hoeveel Y stijgt of daalt bij een stijging of daling van de spaarquote
B
De multiplier geeft aan hoeveel Y stijgt of daalt bij een stijging of daling van Co, Io of Oo.
C
De multiplier geeft aan hoeveel Y stijgt of daalt bij een stijging of daling marginale belastingquote
D
De multiplier geeft aan hoeveel Y stijgt of daalt bij een stijging of daling van de export.

Slide 43 - Quiz

Wat is de overtuiging van klassieken over de GA curve?
A
Horizontaal
B
Schuin omhoog
C
Schuin omlaag
D
Verticaal

Slide 44 - Quiz

Wat denken monetaristen over de effectiviteit van overheidsbeleid?
A
Monetaristen denken dat overheidsbeleid wel effectief is.
B
Monetaristen denken dat overheidsbeleid niet effectief is.
C
Monetaristen denken dat overheidsbeleid soms effectief is.
D
Monetaristen hebben geen mening over overheidsbeleid.

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Video