Code + hoofdstuk 1-4 herhaling dd 25 maart 2024

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• MBO
• Leerroute n1
• Studiejaar 1

Code + hoofdstuk 1-4 

Herhalen

schrijf het meervoud (pluralis) van
de kamer

Pluralis (inclusief lidwoord):
het idee

Pluralis (inclusief lidwoord):
de brief

Wat is het tegenovergestelde van :
Alleen

Wat betekent (vertaal ):
rustig

Wat is het tegenovergestelde van:
hoog

Wat betekent (vertaal ):
jammer

Waar kook je ?

1. de zolder
2. de slaapkamer
3. de keuken
4. de kelder

Wat is geen meubel?

1. de bank
2. het bed
3. de wasmachine
4. de kast

Maak een zin met het werkwoord:
drinken

Wat koop je bij de supermarkt?

___________ is het vakantie?
Kies het juiste vraagwoord.

1. Wanneer
2. Waarom
3. Wie
4. Wat

Welke zin is goed? Denk aan:
1. vraagwoord 2. werkwoord 3. persoon 4. extra informatie

1. Wie met hem op straat loopt?
2. Loopt met hem wie op straat?
3. Wie loopt met hem op straat?
4. Loopt met wie hem op straat?

Noem 3 bezittelijk voornaamwoorden.

Hij heeft mijn telefoon in de klas laten liggen.
Wat is 'mijn'?

1. zelfstandig naamwoord /substantief
2. bijvoeglijk naamwoord/ adjectief
3. werkwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Bonusvraag
wat is dit ?