This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat is het verschil tussen goederen en diensten?
Slide 1 - Open question
Wat bedoelen we met "budget"?
A
Al je inkomen
B
Al je uitgaven
C
Al het geld waarover je kunt beschikken
D
De begroting
Slide 2 - Quiz
Wat is geen vaste last?
A
Huur
B
Hypotheek
C
Boodschappen
D
Abonnement
Slide 3 - Quiz
Jan wil over twee jaar een scooter kopen van € 2.000,-. Hij heeft al € 600,- gespaard. Hoeveel moet hij per maand reserveren?
Slide 4 - Open question
Tandpasta is een verbruiksgoed
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Jan gaat boodschappen doen en koopt 4 flessen cola voor € 2,20 per stuk. 3 flessen Fanta voor € 1,95 per stuk. Bereken de gemiddelde kosten per fles frisdrank.
Slide 6 - Open question
Wat we met ons inkomen doen is afhankelijk van verschillende factoren. Wat is een factor?
A
Budget
B
Geslacht
C
Leeftijd
D
Smaak
Slide 7 - Quiz
Commerciele beinvloeding doen de bedrijven die geld aan jou willen verdienen. Maar wat houdt sociale beinvloeding in?
Slide 8 - Open question
Een flesje parfum kost normaal € 78,- maar je krijgt 23% korting. Bereken hoeveel je nu betaald.
Slide 9 - Open question
€ 10 per week, is...... per maand
A
€ 40,-
B
€ 2,31
C
€ 43,-
D
€ 43,33
Slide 10 - Quiz
Jan verdient € 300 per week. Hij geeft per maand € 1.200 uit. Bereken wat hij per maand overhoudt of tekort komt.
Slide 11 - Open question
Benoem de drie soorten inkomens en geef van elk een voorbeeld.
Slide 12 - Open question
Je kan bij een bank kiezen of je jouw spaargeld voor langere tijd vast zet of niet. Wat zou het voordeel zijn van de bank hierbij?
Slide 13 - Open question
Stelling: Giraal geld is niet tastbaar.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
De bakker ruilt een brood voor een pak melk. Dit is ...... ruil
A
Directe
B
Indirecte
Slide 15 - Quiz
Wat is geen spaarmotief?
A
Doel
B
Beleggen
C
Rente
D
Voorzorg
Slide 16 - Quiz
Ik heb € 500 op mijn spaarrekening staan. Ik krijg 2,3% rente. Wat is de rente in euro's?
Slide 17 - Open question
Ik bekijk mijn bankrekening of ik een nieuwe laptop kan betalen. Welke geldfunctie is dit?
A
Spaarmiddel
B
Ruilmiddel
C
Rekenmiddel
D
Afwasmiddel
Slide 18 - Quiz
Geld lenen kost geld. Waarom?
A
Omdat je de lening terug moet betalen
B
Omdat je naast aflossing ook rente moet betalen
Slide 19 - Quiz
Ik leen € 200 en daarover betaal ik € 35 rente. Wat is de betaalde rente in procenten van het geleende bedrag?