Les 9 "Grammatik: haben, sein en werden in de verleden tijd"

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Programma

0. Huiswerk

1. SO bespreken

2. Leerdoelen

3. Grammatik

"haben", "sein" en "werden"     in de verleden tijd

Huiswerk gemaakt?

D: Lesen

Lees "Stadtmensch oder Landei" op blz. 22, 23 en 24

Maak opdracht 16 a, b en c.

Hoe was het SO?
Wat was makkelijk, wat moeilijk?

Leerdoelen

Dit kan je aan het einde van deze les:

• Je kunt de werkwoorden "haben", "sein" en "werden" in de verleden tijd vervoegen.

Vervoeg het werkwoord  "sein"

bin

bist

ist

sind

seid

sind

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Vervoeg het werkwoord  "haben"

habe

hast

hat

haben

habt

haben

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Vervoeg het werkwoord  "werden"

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

"haben", "sein" en "werden" in de verleden tijd

Overzicht op blz. 27

Aan de slag

Maak de volgende opdrachten:

Opdracht 21 op blz. 27

Opdracht 23 op blz. 28

Maak nu zelfstandig een zin met "sein", "haben" of "werden" in de verleden tijd!

Wat heb je vandaag geleerd?

Wat gaan we volgende keer doen?

Grammatik

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd