Johan de Witt Scholengroep

Test Jezelf Hst 1 en Hst 2.4



De Gouden Eeuw in Nederland




B 2 - Hst 1
Nodig: 
- boek
- laptop
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



De Gouden Eeuw in Nederland




B 2 - Hst 1
Nodig: 
- boek
- laptop

Slide 1 - Slide



De Gouden Eeuw in Nederland




B 2 - Hst 1

Slide 2 - Slide

Wat betekend het begrip?

compagnie
A
Handelsvereniging
B
Winkel
C
Handelaar
D
Specerijen

Slide 3 - Quiz

Wat betekend het begrip?

VOC
A
Verenigde Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oostelijke Compagnie
C
Verenigde Oriëntaalse Compagnie
D
Verdeelde Oost-Indonesische Compagnie

Slide 4 - Quiz

Wat betekend het begrip?

WIC
A
West Indonesische Compagnie
B
West Indische Compagnie
C
West Internationale Compagnie
D
Westerlijke Indische Compagnie

Slide 5 - Quiz

Bekijk de kaart en beantwoord daarna de vragen.

Slide 6 - Slide

De blauwe route hoorde bij de ...
A
WIC
B
VOC

Slide 7 - Quiz

De rode route hoorde bij de ...
A
WIC
B
VOC

Slide 8 - Quiz

Wat is een oorzaak?
A
Waardoor iets gebeurd.
B
Wat er gebeurd door iets anders.

Slide 9 - Quiz

Wat is een gevolg?
A
Waardoor iets gebeurd.
B
Wat er gebeurd door iets anders.

Slide 10 - Quiz

Wat betekend het begrip?

republiek
A
Een land met een koning
B
Een land zonder een koning

Slide 11 - Quiz

Wat betekend het begrip?

regent
A
Een arme bestuurder van een stad of gewest.
B
Leider van het leger.
C
Een rijke bestuurder van een stad of gewest.
D
Vergadering van alle Staten samen.

Slide 12 - Quiz

Wat betekend het begrip?

plantage
A
Een landbouwbedrijf dat graan verbouwd.
B
Een groot landbouwbedrijf in de tropen dat meerdere producten verbouwd.
C
Een groot landbouwbedrijf in de tropen dat één product verbouwd.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 13 - Quiz

Wat betekend het begrip?

abolitionist
A
Iemand die in de 18e en 19e eeuw streed voor de afschaffing van de slavernij.
B
Iemand die in de 18e en 19e eeuw streed voor de slavernij.
C
Iemand die in de 20e eeuw streed voor de afschaffing van de slavernij.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 14 - Quiz

Zet de gebeurtenissen in de goede volgorde.
1602
1621
1750
1830
1863
Slavenhandel is normaal.
Oprichting van de VOC.
Nederland verbied de slavernij.
Oprichting van de WIC
Invoering cultuurstelsel.

Slide 15 - Drag question

Hoe noemen we de handel die je op het kaartje ziet?
A
Slavenhandel
B
Nationalisme
C
Driehoekshandel
D
De VOC

Slide 16 - Quiz

Wat is een absolute koning?
A
Een koning die alle macht heeft.
B
Een koning die geen macht heeft.
C
Een koning die absoluut is.
D
Een gewonde koning.

Slide 17 - Quiz

Wat is terreur?
A
De macht krijgen door lief te doen.
B
De macht krijgen door gekozen te worden.
C
De macht krijgen door geweld te gebruiken.
D
De macht krijgen door God.

Slide 18 - Quiz

Een recht dat in de grondwet van een land staat is een ...
A
Grondwet
B
Republiek
C
Grondrecht
D
Monarchie

Slide 19 - Quiz

Noem drie redenen waarom het voor handelaren gevaarlijk was om specerijen te vervoeren.

Slide 20 - Open question

Welke compagnie voer waarheen en waar handelden zij in? 
Maak de goede combinaties.
VOC
WIC
Zuidoost-Azië
Afrika
Amerika
Slaven
Kaneel
Peper
Tabak
Thee

Slide 21 - Drag question

Hoe zag het bestuur van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden eruit? Maak de goede combinaties.
Staten van het gewest
Staten-Generaal
Stadhouder
Regent
Besluit over zaken binnen een gewest.
Besluit over gezamenlijk binnenlands en buitenlands beleid.
Was de leider van het leger.
Was bestuurder van een stad of gewest.

Slide 22 - Drag question

Waarom werd de rivier de Schelde afgesloten?
A
Omdat ze graag een polder willen.
B
Dat werd helemaal niet gedaan.
C
Omdat er veel overstromingen waren.
D
Om te voorkomen dat schepen naar Antwerpen konden.

Slide 23 - Quiz

Wat was de naam van Nederland in de zeventiende eeuw?
A
Koninkrijk Holland
B
Bataafse Republiek
C
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
D
Nederland hoorde bij Spanje.

Slide 24 - Quiz

Hoe komt het dat jij anders over slavernij denkt dan een handelaar uit de achttiende eeuw?
A
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan plaats.
B
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan tijd.
C
Dit komt doordat mensen in de achttiende eeuw dom waren.
D
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan tijd en plaats.

Slide 25 - Quiz

Over welk begrip
gaat de afbeelding?
A
De drie standen
B
De drie mannen
C
De drie koningen
D
De mensen

Slide 26 - Quiz

Wie hoorde bij
de eerste stand?
A
De geestelijken
B
De adel
C
De rest

Slide 27 - Quiz

Wie hoorde bij
de tweede stand?
A
De geestelijken
B
De adel
C
De rest

Slide 28 - Quiz

Wie hoorde bij
de derde stand?
A
De geestelijken
B
De adel
C
De rest

Slide 29 - Quiz

Vul de woorden in. Kies uit:
Ons land werd in de zeventiende eeuw enorm ........door de .......... met Indië. De Republiek sloot de rivier de .......................... af. Geen ...................... kon meer bij ...................................... komen. .............................. werd hierdoor de belangrijkste haven. Veel ................................................ uit Antwerpen gingen in Amsterdam wonen. 

Slide 30 - Drag question

Leg uit waarom de VOC en WIC werden opgericht.

Slide 31 - Open question

Leg uit hoe de Republiek in de zeventiende eeuw werd bestuurd.

Slide 32 - Open question

Waarom kwam er slavenhandel in de 18e eeuw?

Slide 33 - Open question

Waardoor kwam er kritiek op de Franse koning?

Slide 34 - Open question

Kreeg het Franse volk meer vrijheid na de Franse Revolutie? Leg uit.

Slide 35 - Open question

Leg uit wat de Franse Revolutie was.

Slide 36 - Open question

Welke bron past het best bij de tijd van pruiken en revoluties?
A
B

Slide 37 - Quiz