Johan de Witt Scholengroep

6.1 Horen, zien en schrijven

Horen, zien en schrijven
Deel 6   spelen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

Horen, zien en schrijven
Deel 6   spelen

Slide 1 - Slide

Zijn we er allemaal?

Doe je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 2 - Slide

Ik gebruik woorden rondom spelen.
Ik weet het verschil tussen ik - jij - ze.
Ik gebruik de voorzetsels bij - tussen - in - op - naar.
Ik kan de werkwoorden scheppen, maken, zetten, skaten, spelen, hinkelen, maken en krijgen gebruiken in een zin.


Boek 6  Spelen (1-26) de doelen

Slide 3 - Slide

Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 1 t/m 9

Slide 4 - Slide

Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 1 t/m 9

Slide 5 - Slide

Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 1 t/m 9

Slide 6 - Slide

Schrijf duidelijk.
Schrijf tussen de lijnen.
Maak mooie letters.

Kijk het goed na.

Slide 7 - Slide

Ik en jij
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 10

Slide 8 - Slide

bij - tussen - in - op
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 11 - 15

Slide 9 - Slide

Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 11 - 15

Slide 10 - Slide

Hij

Ik schep zand.
Hij zet de schep in het zand.


Ik maak een berg en een kuil.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 16 - 20

Slide 11 - Slide





Ik skate op de stoep.

Ik hinkel op de stoep.


Ik speel met het touw.

Ik krijg de pop en de beer.


Ik maak een gat in de doos.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 16 - 20

Slide 12 - Slide

Schrijf duidelijk.
Schrijf tussen de lijnen.
Maak mooie letters.

Kijk het goed na.

Slide 13 - Slide

Ze

Omar en Lisa praten.
Ze praten.

Samir en Joop spelen.
Ze spelen.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 23

Slide 14 - Slide

Ik zie de jassen.
Ik zie ze.

Ik hoor de kinderen.
Ik hoor ze
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 23

Slide 15 - Slide

Naar


Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 25

Slide 16 - Slide

Hij is beneden.
Hij gaat naar beneden.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 27

Slide 17 - Slide

Ook
Dit is een stoel                            en dit is ook een stoel.


Ik heb een tafel en ook een kruk.
Ik heb ook een boek.
Ik lees een boek. Lees jij ook een boek?
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 30

Slide 18 - Slide

de ochtend

de middag

de avond
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 34

Slide 19 - Slide

Ik pak alle ballen.

Ik pak een paar ballen.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 36

Slide 20 - Slide

Ik ga weg.


Ik kom terug.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 37

Slide 21 - Slide

Welke woorden heb je geleerd?

Wat vond je goed gaan?

Wat vond je leuk?
Wat hebben we vandaag gedaan?

Slide 22 - Slide

Heb je de doelen van de les bereikt?

Begreep je de opdrachten?

Kun je de woorden nu in een zin gebruiken?

Maak je je huiswerk?
Horen, zien en schrijven  afsluiting

Slide 23 - Slide