Grammatica H2 PA1

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

HOY

• herhalen werkwoord Estar
• herhalen regelmatige werkwoorden
• Oefenen met frases claves
• Quizlet Voca Hoofdstuk 2

het werkwoord ESTAR betekent:

ik weet niet

is

zijn

ben

het werkwoord ESTAR gebruik je om locatie aan te geven:

ik weet niet

waar

niet waar

Het woord HAY betekent er is of er zijn.

1. waar
2. niet waar

Sleep en combineer de persoonsvormen van SPA > NED

IK

JIJ

WIJ

JULLIE

U (mv)

HIJ

yo 

Tú

él

ustedes

nosotras

vosotras

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
yo _______

1. estás
2. está
3. estoy
4. estamos

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
tú _______

1. estás
2. está
3. estoy
4. estamos

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
él _______

1. estás
2. está
3. estoy
4. estamos

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
nosotros _______

1. estás
2. está
3. estoy
4. estamos

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
vosotros _______

1. estamos
2. estáis
3. están
4. estás

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
ellos _______

1. estamos
2. estáis
3. están
4. estás

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
usted _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. estás

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
ustedes _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. están

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
nosotras _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. están

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
vosotras _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. están

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
Ahmed _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. están

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
Miriam y Laura _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. están

De regelmatige werkwoorden

3 werkwoorden

Welke 4 stappen maak jij om een werkwoord te kunnen vervoegen?
1? > 2? > 3? > 4?

1. om wie gaat het?

2. wat is de stam van het ww?

3. ar, er of ir ww?

4. plak de uitgang!

Maak de zin af:
Ellas (comer) _______ pizza

1. comes
2. comen
3. como
4. come

Maak de zin af:
Yo (buscar) ________ el instituto

buscas

busco

buscamos

busca

Maak de zin af:
Ronaldo (vivir) _____ en Madrid.

Maak de zin af:
Micheal Jackson (bailar) _____ hiphop.

1. bailo
2. baila
3. bailamos
4. bailáis

Wat kan je al? ¿Qué puedes ya?

ik kan de werkwoord ESTAR vervoegen

ik kan de regelmatige werkwoorden vervoegen

Ik ken de woordjes uit hoofdstuk 2

Ik kan de Frases Claves uit H2 vertalen

Ik weet wat HAY betekent

BONUS!
vertaal de volgende vragen > NL
A: ¿Cómo estás? B: ¿Quién es ella? ¿B: ¿Dónde está?
C: ¿Está lejos? D: ¿Algo más? E: ¿Cuánto quieres?

Hoe voel je je na deze les?

😒🙁😐🙂😃