Johan de Witt Scholengroep

3.4 Wat speelt er op de arbeidsmarkt

3.3 Hoe werkt de markt?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.3 Hoe werkt de markt?

Slide 1 - Slide

dit is GEEN kenmerk van de volkomen concurrentie:
A
veel aanbieders
B
transparante markt
C
moeilijke toetreding
D
vraag en aanbod bepalen de prijs

Slide 2 - Quiz

1. Als monopolist bepaal ik zelf de prijzen (want ik heb geen concurrentie)
A
waar
B
niet waar
C
waar, maar mag niet teveel stijgen

Slide 3 - Quiz

monopolistische concurrentie betekent...
A
veel vragers, veel aanbieders, heterogeen product
B
veel vragers, veel aanbieders, homogeen product
C
veel vragers, weinig aanbieders, homogeen product
D
veel vragers, weinig aanbieders, heterogeen product

Slide 4 - Quiz

3.4 Wat speelt er op de arbeidsmarkt?
Arbeidsmarkt  is het totaal van vraag en aanbod naar aan arbeid.
Wie zijn de vragers op deze markt?
Mensen die werk zoeken en direct beschikbaar zijn of op dit moment werken vormen samen de beroepsbevolking.
De vraag naar arbeid bepaalt de werkgelegenheid.
De werkgelegenheid bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Groene blok blz. 83 goed doornemen
Maken opdracht 39 t/m 47

Slide 7 - Slide

Bespreken opdracht 53 en 55

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

]

Slide 10 - Slide

Conjuncturele werkloosheid
A
ontstaat als het consumentenvertrouwen daalt en er inflatie ontstaat
B
heeft te maken met het verplaatsen van de productie naar lage lonen landen
C
ontstaat als je langdurig op zoek bent en geen werk kunt vinden
D
heeft te maken met dalende bestedingen omdat de economische groei afneemt

Slide 11 - Quiz

OP een krappe arbeidsmarkt is er meer/minder werkloosheid dan op een ruime arbeidsmarkt.
A
Meer
B
Minder

Slide 12 - Quiz

Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt.
Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?

A
Bedrijven en Overheid
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle

Slide 13 - Quiz