Johan de Witt Scholengroep

Les 5 - Procenten

1 / 32
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:
  1. VOORAF: Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen
  2. INSTRUCTIE: Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen
  3. TOEPASSING: Actieve verwerking, Formatief handelen 
  4. EVALUATIE: Afsluiting

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 4 - Slide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Terugblik- wat betekent een breuk gelijknamig maken?

Slide 5 - Mind map

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 
Wat is het verschil tussen 2/3 en 1/4?
A
3/8
B
1/3
C
5/12
D
1/2

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de som van 3/4 en 5/8?
A
1/2
B
1 1/4
C
1 1/8
D
7/8

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke breuk is gelijk aan 20/40?
A
2/4
B
5/10
C
4/8
D
1/2

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vereenvoudig je de breuk 12/24?
A
3/6
B
4/8
C
6/12
D
9/18

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het resultaat van 3/4 vermenigvuldigd met 5?
A
3/5
B
5/4
C
3/20
D
15/4

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

      Leerdoelen
Je kent het begrip procenten (R)
Je kunt Percentages berekenen (T1)
Je kunt rekenen met procenten (T1) Percentages als decimaal getal
Percentages, breuken en verhoudingen (T2)

Slide 11 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Procenten
Les 1 : Wat zijn procenten?

Slide 12 - Slide

De volgende slides bevatten instructies voor de docent.

Slides: 3, 5,7,9,10
herhaling procenten
Hoeveel procent is 90 van 600?


aantal
600
1
90
%
100
?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Percentage berekenen
Nu gaan we percentages berekenen met behulp van de aantallen.

Bijvoorbeeld
Je koopt schoenen voor € 76,-. Er is € 19,- van de originele prijs af gegaan.
Hoeveel procent korting heb je gekregen?

De originele prijs was 76 + 19 = € 95,-.
De korting is 19 : 95 x 100 = 20%.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

 Percentages als decimaal getal
Percentages kun je schrijven als een komma/decimaal getal
1% = 1 vd 100 = 1 : 100 = 0,01

Percentages kun je ook berekenen door te vermenigvuldigen met het decimale getal (factor bij wiskunde)
12 % van 250 = 0,12 x 250 = 30

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 65% op als een decimaal getal.

Slide 16 - Open question

Je rekent een percentage om naar een decimaal getal door het door 100 te delen.
Breuken/decimale getallen/procenten;

1. Schrijf 60% als breuk en als decimaal getal
2. Schrijf 0,4 als breuk en als percentage (procenten)

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Als 40% gelijk is aan 80, wat is dan 20%?
A
20
B
30
C
15
D
40

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is 25% van 80?
A
30
B
20
C
10
D
40

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De relatie tussen percentages en breuken
voorbeeld van een percentage     50 %
voorbeeld van een breuk             1/2

Bij een percentage past altijd een breuk met honderdste
voorbeelden
  6 %  =   6/100       
18 %  = 18/100        
25 %  = 25/100        Een breuk moet je vereenvoudigen!!! =1/4

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

    Overzicht
Dit is een overzicht van de meest voorkomende breuken met de bij-behorende percentages
en kommagetallen.

Als je dit schema uit je hoofd weet, kan je veel sommen snel uitrekenen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

         Uit je hoofd
Weet je nog?
Procenten en breuken kan
je naar elkaar omrekenen.
Gebruik dit om percentages
te berekenen.

Bijvoorbeeld
50% is hetzelfde als      dus
50% is hetzelfde als delen door 2

21

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat is 25% als een decimaal getal?
A
0,5
B
0,25
C
0,125
D
0,025

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste breuk, procent
en verhouding bij het plaatje?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Totaal berekenen (100%)
Als je een percentage gaat uitrekenen, moet je soms eerst het totaal nog uitrekenen. 

Voorbeeld: 
In fietsenwinkel Boogerd staan 35 stadsfietsen en 15 racefietsen. Hoeveel procent van de fietsen is een racefiets?

Stap 1: Reken het totaal uit.                                                                35+15= 50 fietsen.
Stap 2: Reken het gevraagd percentage uit.                              10% van 50 = 5 fietsen. 
                                                                                                                          30% van 50 = 15 fietsen.
30% van de fietsen is een racefiets. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Zelf het percentage berekenen
Dit doe je met de formule; deel : geheel x 100 = ... %

Voorbeeld: Ik heb 680 volgers, 210 mensen hebben mijn foto geliked, hoeveel procent heeft mijn foto geliked?

deel : geheel x 100
DUS           210 : 680 X 100 = 31%

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
De docent geeft aan met welke opdrachten je nu zelfstandig aan de slag gaat. 
Geef hier aan wat de huiswerkopgaven zijn voor differentiatie 
timer
15:00

Slide 27 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de
leerstof actief verwerkt dient te worden.
De docent heeft gemodelleerd. De leerlingen gaan nu actief inoefenen.
Er is hier ruimte voor verlengde instructie.

De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar.
De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Procenten berekenen met een verhoudingstabel
A
Vind ik nog moeilijk
B
Lukt me al een beetje
C
Lukt me redelijk
D
Lukt makkelijk

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
Je kent het begrip procenten (R)
Je kunt Percentages berekenen (T1)
Je kunt rekenen met procenten (T1) Percentages als decimaal getal
Percentages, breuken en verhoudingen (T2)

Slide 29 - Slide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 

    Begrippen uit deze les
  • procenten
  • breuken
  • decimaal getal
  • deel en geheel berekenen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Exit ticket

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Wat lijkt je moeilijk bij rekenen?
Denk aan breuken, procenten, verhoudingen, getallen, maar ook aan concentreren, motivatie, inzet enz.)

Slide 32 - Open question

This item has no instructions