Ster in Lezen Alfa A les 2.4

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Programma van deze les:

* Leren wat is een rap?

* Scannen van de tekst 2.4 in Ster in Lezen

* Wat is vrije tijd?

Vrij zijn

Wat is een "rap"?

* Wie maken dat

* Wat is belangrijk in een rap?

* Weet je voorbeelden?

Wat doet Bem?

1. Hij maakt een rap.
2. Hij maakt ijs.

Waar gaat Bem heen?

1. Naar de hoek.
2. Naar school.

Met wie is Bem?

1. Met zijn maat.
2. Met zijn zus.

Wat is goed?

1. Bem is moe.
2. Bem is blij.

LEES MEE:

Jo! Ik ben vrij.

Ik ben blij.

Met mijn maat naar de hoek.

Ik praat fijn 

op de hoek.

Kijk in de tekst. Hoe vaan zie je het woord hoek?

1. 2
2. 4
3. 5
4. 3

Kijk in de tekst. Zoek woorden met "ij".

HUISWERK:

Maak zelf een rap

of

Zoek een Nederlandse rap met tekst en laat zien/horen.

Wat staat hier:
.-- .- - / .. ... / . . -. / .-. .- .--. .--. . .-. ..--..

Wat staat hier:
.. -.- / -... . -. / ...- .-. .. .--- .-.-.-

Wat staat hier:
.. -.- / --. .- / --- .--. / ...- .- -.- .- -. - .. . .-.-.-

MAAK EEN ZIN MET:
"de rap"

MAAK EEN ZIN MET:
"vrij"

MAAK EEN ZIN MET:
"blij"

MAAK EEN ZIN MET:
"de hoek"

MAAK EEN ZIN MET:
"ik ben"

MAAK EEN ZIN MET:
"het ijs"

MAAK EEN ZIN MET:
"fijn"

MAAK EEN ZIN MET:
"ik praat"

MAAK EEN ZIN MET:
"leuk"

MAAK EEN ZIN MET:
"want"

MAAK EEN ZIN MET:
"naar"

MAAK EEN ZIN MET:
"op"

De film gaat over een ............

Hij ...... veel geld

Dan is hij .....

De film is in ...... Rox.

jongen

rijk

wint

zaal

Tuu gaat vaak naar ...... .

Bem gaat naar ......... .

Milka houdt van  .......... .

Wat doe jij om .......... te zijn?

dans

fiets-les

fit

voetbal

Het is 7 uur: Rada .......... brood.

Het is 8 uur. Rada gaat naar school.

Ze .......... met de bus.

Het is 9 uur: Rada leert veel.

Ze .......... hard.

werkt

eet

reist

Het is 3 uur. Rada is vrij. 

Ze praat met haar .......... .

Het is 4 uur. Rada is in de ...... .

Ze koopt eten.

Het is 10 uur. Rada is moe.

Ze .......... in bed.

ligt

vriend

winkel

Bem is blij ...... hij is vrij.

Hij gaat naar de ...... .

Hij ...... met zijn maat.

Hij eet ...... .

hoek

ijs

praat

want

Welk woord hoort er niet bij?

1. zondag
2. maandag
3. woensdag
4. muziek

Welk woord hoort er niet bij?

1. de film
2. de week
3. de dag
4. het uur

Welk woord hoort er niet bij?

1. arm
2. rijk
3. geld
4. dan

Welk woord hoort er niet bij?

1. fijn
2. blij
3. mee
4. leuk

Welk woord hoort er niet bij?

1. de wijk
2. geen
3. niet
4. nee

.......... woon jij?

.......... is dit boek?

.......... is de les klaar?

Hoe duur

Hoe laat

Waar

Waar ga je heen?

Hoe duur is dit boek?

Hoe laat is de les klaar?

Tien euro.

Om drie uur.

Naar de hoek

de bank

de euro

het ijs

de jongen

de mobiel

de winkel

9. Vul de woorden in. Welk woord zie je van boven naar beneden?

Ik .......... Tuu.

Ik .......... vis.

Deze vis .......... 10 euro.

ben

koop

is

11. Wat zie je?

geen

veel

Ik ga naar de film.

.......... je mee?

De film is in mijn .......... .

De zaal is .......... de hoek.

De film is om 8 .......... .

op

uur

wijk

Wil

het uur

fit

de muziek

de vriend

de jongen

de tijd

de rap

voetbal