Thema ik en mijn omgeving luisteren, kijken & lezen

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Engels vooraf

Spreken en gesprekken voeren

Startklaar 

   LEESMOMENT  

       Goedemorgen allemaal

       Thema  Familie en vrienden bladzijde 25 opdracht 1

       Stop je telefoon in je tas of in je jas

   

De docent geeft altijd het goede voorbeeld en positioneert zichzelf bovenaan de schoolladder op zowel kennis, vocabulaire als attitude. Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen, noemt namen, maakt een praatje en besteed aandacht aan het welbevinden van de leerlingen. De leerlingen zitten startklaar met bijvoorbeeld spullen voor zich en zijn ingelogd in LessonUp of een vergelijkbaar digitaal leermiddel. De docent eist 100% aandacht voordat hij start met de les en spreekt verwachtingen uit die specifiek, concreet, samenhangend en waarneembaar zijn geformuleerd.

Wat weten we nog van de vorige les?

• Wat wil je verbeteren?
• Engels lezen les

Om de Engelse tekst te begrijpen moet ik elk woordje kennen

1. Ja
2. Nee

Het woordje 'not' of 'don't geeft aan dat iets niet zo is

1. Ja
2. Nee

Wat betekent de volgende zin:

'I don't like to ride a bike'

1. Ik vind fietsen leuk
2. Ik fiets weleens
3. Ik rijd in een auto
4. Ik vind fietsen niet leuk

Doel: Spreken en gesprekken voeren

• Aan het eind van deze les kun je vertellen hoe je naar school gaat

Eerst.. In het Nederlands

Hoe start je een gesprek over vervoer met iemand die je niet kent?

Voorbeeld Ilona

Hoi, ik ben Ilona. Ik ga niet met de tram naar school. Ik ga altijd met de fiets naar school. Met de fiets ga ik altijd snel. Ik vind het wel leuk om met het openbaar vervoer te reizen, alleen doe ik het niet vaak. In mijn dromen ben ik vaak de bestuurder.

Voorbeeld ....

Hoi, ik ben ... Ik ga niet met de ... naar school. Ik ga altijd met de .... naar school. Met de .... ga ik altijd snel. Ik vind het ... leuk om met het openbaar vervoer te reizen, dit doe ik wel/ niet vaak. In mijn dromen ...

Nu in het Engels

Hi, I am Ilona.

 I don't take the tram to school.

I take the bike. It is fast.

I like to travel with public transport.

In my dreams I fly.

Nu jullie! - blz. 141. Opdracht 1 zelf invullen (Engels)

Hi, I am ...

 I don't take the ... to school.

I take the ... . It is fast / slow

I (don't) like to travel with public transport.

In my dreams ...

Nu jullie!

Afspraken met Engels:

- tweetallen

- Help elkaar; lachen is niet oké

- wissel van rol

- Klaar? = bedenk nog wat extra informatie over vervoer bij je gesprek (nieuwe fiets? gevallen?)

Wat ging er goed?

Wat vond je lastig?