In de Gouden Eeuw (17e eeuw) werd er in Nederland veel geld verdiend met handel. Er werd niet alleen gehandeld in producten zoals tabak en suiker maar ook in mensen. Mensen uit Afrika werden verhandeld en met schepen naar de koloniën vervoerd om ze hier gedwongen arbeid te laten verrichten. De ‘tot slaaf gemaakten’ kregen geen loon en moesten werken op plantages, in mijnen en in huishoudens. In de tijd van de pruiken en revoluties kwamen er steeds meer kritische burgers, die vonden dat vrijheid, gelijkheid en broederschap niet passen bij slavernij. Nederland schaft, als laatste land, de slavernij af in 1863.