What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Klare taal - les 14 - voegwoorden en betekenis
Voegwoorden
Vandaag:
Herhalen we de theorie over woordvolgorde. 1m32s
Leer je welke
betekenis
voegwoorden kunnen hebben.
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voegwoorden
Vandaag:
Herhalen we de theorie over woordvolgorde. 1m32s
Leer je welke
betekenis
voegwoorden kunnen hebben.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Voegwoorden met een
reden, oorzaak, gevolg
3. Hij durft niet naar buiten,
want
hij is bang voor onweer.
4. Ik werk vandaag,
zodat
ik morgen vrij ben. so that
5. Ik eet een boterham,
omdat
ik honger heb.
6. Mijn bril is stuk,
doordat
hij viel.
Slide 3 - Slide
Voegwoorden
voorwaarde
5.
Als
je nu je bord leeg eet, mag je vanavond wat lekkers. (if)
6. Zij gaat altijd op de fiets naar haar werk,
tenzij
het glad is.
Ken je de woorden
indien
en
mits
?
Slide 4 - Slide
Voegwoorden
vergelijking
7. Jij kunt net
zo
mooi zingen
als
je moeder. (as (beautiful) as)
8. Hij doet
net alsof
hij luistert. (as if)
Slide 5 - Slide
Voegwoorden
tegenstelling
9.
Hoewel
ze veel eet, blijft ze dun. (although)
10. Ze houdt van pizza,
maar
niet van patat. (but)
Slide 6 - Slide
Voegwoorden
tijd
11. Ik kook,
terwijl
jij de kamer opruimt. (while)
12.
Zodra
ik klaar ben, bel ik je. (as soon as)
Andere zijn:
voordat, nadat, totdat, zolang, totdat
Slide 7 - Slide
Voegwoorden
doel
13. Controleer je alles,
opdat
er niets fout gaat?
13b. Kun je langzaam praten
om
mij te helpen met verstaan?
Slide 8 - Slide
Voegwoorden
conclusie
14. Timor moet naar de tandarts, dus hij is later op school. (so)
Slide 9 - Slide
voegwoorden
tijd
toen, als, sinds, terwijl, zodra
Slide 10 - Slide
toen
De leerlingen stonden meteen op, toen de bel ging.
Toen de bel ging, stonden de leerlingen meteen op.
Slide 11 - Slide
als
De leerlingen staan meteen op, als de bel gaat.
Als de bel gaat, staan de leerlingen meteen op.
Slide 12 - Slide
sinds
Ik heb het altijd koud, sinds ik in Nederland ben.
Sinds ik in Nederland ben, heb ik het altijd koud.
Slide 13 - Slide
terwijl
Mijn moeder kookt het eten, terwijl ik mijn huiswerk maak.
Terwijl ik mijn huiswerk maak, kookt mijn moeder het eten.
Slide 14 - Slide
zodra
Ik ga mijn rijbewijs halen, zodra ik 18 jaar ben.
Zodra ik 18 jaar ben, ga ik mijn rijbewijs halen.
Slide 15 - Slide
___________ maandag heb ik hem niet meer gezien.
A
toen
B
als
C
sinds
D
terwijl
Slide 16 - Quiz
_______ je wil sporten, kun je lid worden van een sportclub.
A
toen
B
als
C
sinds
D
zodra
Slide 17 - Quiz
_______ Abdusalam zijn bril opzet, kan hij veel beter op het bord zien.
A
toen
B
als
C
sinds
D
terwijl
Slide 18 - Quiz
_________ gisteren is die winkel gesloten.
A
toen
B
als
C
sinds
D
zodra
Slide 19 - Quiz
__________ we weg wilden gaan, ging de telefoon.
A
toen
B
als
C
sinds
D
zodra
Slide 20 - Quiz
_________ de jongen een sandwich eet, kijkt hij naar filmpjes op Tiktok.
A
toen
B
als
C
sinds
D
terwijl
Slide 21 - Quiz
________ ik geld heb, koop ik een e-bike.
A
toen
B
terwijl
C
sinds
D
zodra
Slide 22 - Quiz
_______ je werk zoekt, kun je bij Albert Heijn solliciteren.
A
toen
B
als
C
sinds
D
terwijl
Slide 23 - Quiz
_______ hij beter zijn best ging doen, werden zijn resultaten veel beter.
A
toen
B
als
C
sinds
D
terwijl
Slide 24 - Quiz
Zodra ik genoeg geld heb, koop ik een auto.
A
Ik heb nu genoeg geld om een auto te kopen
B
Ik ga sparen om een auto te kopen.
Slide 25 - Quiz
Ik heb geld gespaard, zodat ik een nieuwe fiets kan kopen.
A
Ik ga nu een nieuwe fiets kopen.
B
Ik moet sparen voor een nieuwe fiets.
Slide 26 - Quiz
Ik weet welke soorten voegwoorden er zijn en snap de betekenis.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 27 - Poll