Landstede Groep

vwo domein G en hoofdstuk 15

VWO scheikunde
Domein G
Hoofdstuk 15
1 / 37
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

VWO scheikunde
Domein G
Hoofdstuk 15

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

15.1 atoomeconomie

Slide 3 - Slide

15.2 energiebalans

Slide 4 - Slide

15.3 reactiesnelheid

Slide 5 - Slide

15.4 blokschema's

Slide 6 - Slide

15.5 welk proces is groener?

Slide 7 - Slide

Bereken atoomeconomie voor chloor in de volgende reactie:

2AgClCl2+2Ag
A
70,9%
B
50%
C
24,7%
D
Ik weet niet hoe

Slide 8 - Quiz

Wat is de atoomeconomie van:

N2+3H22NH3
A
50%
B
75%
C
100%
D
Geen idee

Slide 9 - Quiz

Wat is de E-factor van een proces met een atoomeconomie van 50% en een rendement van 50%?
A
1
B
5
C
3
D
0,25

Slide 10 - Quiz

Wat is juist over de atoomeconomie van alcohol in de volgende reactie
C6H12O62C2H6O+2CO2
C2H6O
Alcohol = 
A
groter dan 100%
B
gelijk aan 100%
C
kleiner dan 100%

Slide 11 - Quiz

Voor elke wijze van innemen is er een veilige grens vastgesteld. Hoe heet de drempelwaarde voor inademen?
A
LD-50
B
TGG (grenswaarde)
C
MAC-waarde
D
ADI

Slide 12 - Quiz

In welke tabel vind je de uitgangspunten van de groene chemie?
A
45A
B
67H
C
55D
D
97F

Slide 13 - Quiz

Welk begrip hoort op de puntjes:
... wil zeggen dat je probeert te voldoen aan de behoeften van het heden, zonder de behoeften in de toekomst te beperken.
A
Hernieuwbare grondstoffen
B
Groene chemie
C
Duurzaamheid
D
Geen van de bovenstaande

Slide 14 - Quiz

Maximale "groene chemie" is dus:
A
* AE en rendement: klein * Q en E-factor klein
B
* AE en rendement: groot * Q en E-factor groot
C
* AE en rendement: groot * Q en E-factor klein
D
* AE en rendement: klein * Q en E-factor groot

Slide 15 - Quiz

Dit is een energiediagram voor een...
A
exotherme reactie
B
endotherme reactie

Slide 16 - Quiz

Wat voor soort reactie is weergegeven in dit energiediagram?
A
een endotherm reactie
B
een exotherme reactie
C
een overgangsreactie
D
een geactiveerde reactie

Slide 17 - Quiz

Lees de volgende beweringen:

I Het energiediagram hiernaast hoort bij een exotherme reactie.

II In het energiediagram van een endotherme reactie ligt het energie-niveau van de reactieproducten hoger dan dat van de geactiveerde toestand.

Wat is juist?
A
alleen I
B
alleen II
C
I en II
D
geen van beide

Slide 18 - Quiz

Wat is de vormingswarmte van waterstof?
A
2,86.105J
B
2,42.105J
C
1,88.105J
D
0J

Slide 19 - Quiz

Kijk in Binas 57b, wat is de vormingswarmte van methaan (CH4)?
A
0
B
0,75
C
0,75x10^5
D
-0,75x10^5

Slide 20 - Quiz

Van welke reactie is de reactie-energie gelijk aan de vormingswarmte?
A
2C+3H2+O>C2H5OH
B
4C+6H2+O2>2C2H5OH
C
2C+3H2+21O2>C2H5OH
D
1C+32H2+21O2>21C2H5OH

Slide 21 - Quiz

Van een evenwicht is de reactie naar links exotherm. Naar welk kant verschuift evenwicht als het mengels wordt verwarmt?
A
links
B
rechts

Slide 22 - Quiz



Van het bovenstaande evenwicht is in een reactievat bij evenwicht 2,8 mol waterstof, 1,9 mol zuurstof en 2,2 mol water aanwezig. Bereken de evenwichtsconstante van dit evenwicht.
2 H2 (g)+O2 (g)2 H2O (g)
A
0,16
B
0,32
C
3,1
D
6,2

Slide 23 - Quiz

Bij een homogeen evenwicht heb je altijd te maken met een gasevenwicht
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Welke stelling over chemische evenwichten is altijd juist?
A
de concentraties van alle stoffen zijn bij evenwicht gelijk aan elkaar
B
de concentraties van de beginstoffen zijn bij evenwicht lager dan die van de reactieproducten
C
de concentraties van alle stoffen zijn bij evenwicht constant
D
de concentraties van de beginstoffen zijn bij evenwicht lager dan die van de reactieproducten

Slide 25 - Quiz

Waarin verandert het evenwicht wanneer je een katalysator toevoegt?
A
Nergens in.
B
De concentratie van reactieproducten worden groter.
C
De concentratie van de beginstoffen worden groter.
D
Het evenwicht wordt eerder gevormd.

Slide 26 - Quiz

De E-factor voor de bereiding van X is 0,8 via proces 1 en 0,4 via proces 2. Welke stelling is juist?
A
proces 1 gebruikt meer energie dan proces 2
B
proces 2 gebruikt meer energie dan proces 1
C
proces 1 gebruikt meer grondstof dan proces 2
D
proces 2 gebruikt meer grondstof dan proces 1

Slide 27 - Quiz

Dit proces kan volautomatisch worden gestuurd
A
Batch
B
Continu

Slide 28 - Quiz

Dit proces is het minst arbeid intensief
A
Batch
B
Continu

Slide 29 - Quiz

Wat gebeurt er bij proces 1?
A
Een fase-overgang
B
Een verbrandingsreactie
C
Een thermolyse
D
Een polymerisatie

Slide 30 - Quiz

Dit proces geeft tijdverlies door leeghalen, schoonmaken en vullen van de reactor
A
Batch
B
Continu

Slide 31 - Quiz

Is proces 2 een volledige of een onvolledige verbranding?
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding

Slide 32 - Quiz

Om het vet uit pinda's te halen kun je het proces volgen zoals hiernaast in een blokschema staat. Welke scheidingsmethode is methode 1
A
Filtratie
B
Extractie
C
Destilleren
D
Adsorptie

Slide 33 - Quiz

Om het vet uit pinda's te halen kun je het proces volgen zoals hiernaast in een blokschema staat. Welke scheidingsmethode is methode 2
A
Filtratie
B
Extractie
C
Destilleren
D
Adsorptie

Slide 34 - Quiz

Om het vet uit pinda's te halen kun je het proces volgen zoals hiernaast in een blokschema staat. Welke scheidingsmethode is methode 3
A
Filtratie
B
Extractie
C
Destilleren
D
Adsorptie

Slide 35 - Quiz

Aan welke Groene Principe voldoet het volgende proces:
Het ontwikkelen van biologische afbreekbare plastic zakjes
A
Principe 2
B
Principe 6
C
Principe 7
D
Principe 10

Slide 36 - Quiz

waarom is een blokschema handig?
A
om de verschillen tussen 2 processen goed te kunnen zien
B
om te kijken welke scheidingsmethode je gebruikt
C
om te kijken wat duurzaam is en wat niet
D
om het oorspronkelijke proces te weergeven

Slide 37 - Quiz