10.3 Eenparig versneld

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 10: Bewegingen

Programma

• Terugblik 10.2
• Uitleg 10.3 + 10.4
• Zelfstandig aan de slag

In een s,t-diagram staat de s voor:

1. Snelheid
2. Afstand
3. Seconden

Als je van de v-t grafiek een s-t grafiek zal maken dan:

1. De s-t grafiek stijgt alleen maar
2. De s-t grafiek stijgt en daalt
3. De s-t grafiek bestaat uit een horizontale lijn

De beweging van een voorwerp dat hiernaast wordt beschreven met een v,t-diagram voert op t = 0,9 s uit...

1. stilstand
2. constante snelheid
3. versnelling
4. vertraging

Bekijk de s,t-diagram. hoe groot is de remweg van deze persoon?

1. 5 meter
2. 20 meter
3. 25 meter
4. dat kun je niet zeggen

Hoe heet dit diagram?

1. t,v-diagram
2. v,t-Diagram
3. m/s,s-diagram
4. Geen van allen

Bekijk de s,t-diagram. wat is er aan de hand op stukje B? (meerdere antwoorden mogelijk)

1. de persoon voert een eenparige beweging uit
2. de persoon staat stil
3. de persoon heeft dezelfde snelheid
4. geen van deze antwoorden is juist

Een automobilist moet plotseling remmen voor een overstekende kat, is dit een voorbeeld van een versnelling?

1. Ja, een negatieve versnelling
2. Ja, een positieve versnelling
3. Nee, dit is geen versnelling

Er is sprake van een versnelling op het stuk

1. d
2. e
3. f
4. g

Je gooit een bal recht omhoog in de lucht. Op het hoogste punt zijn de snelheid en de versnelling van de bal...

1. beide nul.
2. alleen de versnelling is nul.
3. alleen de snelheid is nul.
4. zijn geen van beide nul.

Als een fietser vertraagd van 16 km/h naar stilstaand in 10s. Wat is de de versnelling?

1. 0,44​s​2​​​​m​​
2. 1,6​s​2​​​​m​​
3. −0,44​s​2​​​​m​​
4. −1,6​s​2​​​​m​​

Als een auto versneld van 0 tot 50 km/h in 10 sec, dan is de versnelling:

1. 50​s​2​​​​m​​
2. 1,4​s​2​​​​m​​
3. 18​s​2​​​​m​​

Een auto versnelt met een versnelling van 2,5 m/s2. Tijdens deze versnelling was de gemiddelde snelheid van de auto 95 km/h. De auto legt gedurende de versnelling 400 m af. Bereken de toename van de snelheid

1. 38 m/s
2. 15,2 m/s
3. 38 km/h
4. 15,2 km/h

Lesdoelen

De leerlingen weten waar eenparig versneld is.

De leerlingen kunnen de gemiddelde snelheid uitrekenen.

De leerlingen kunnen de snelheid uitrekenen na t-seconden.

Bewegingen

We kennen 3 soorten bewegingen. Elke beweging heeft zijn eigen bijpassende grafieken.

De versnelde beweging

De vertraagde beweging

De eenparige beweging

Bewegingen

De versnelde beweging:

Bij deze beweging wordt de snelheid steeds groter.

Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.

De eenparige beweging (constant):

Bij deze beweging blijft de snelheid constant (gelijk)

Elke seconde wordt er dezelfde afstand afgelegd.

De vertraagde beweging:

Bij deze beweging wordt de snelheid steeds kleiner.

Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd

Versnelling

Als je de versnelling van iets wilt weten kun je dat uitrekenen met de formule:

a=​t​​v​e​​−v​b​​​​ofa=​t​​Δv​​

Δv=snelheidsverandering

t=tijd

a=versnelling

Vraag

Femke fietste met een snelheid van 20 km/h. Ze heeft een versnelling van 2,5 m/s2 die ze 3 sec vol houdt. Wat wordt haar eindsnelheid? 

Antwoord

G: 

v(begin)= 20 km/h = 5,56 m/s

a= 2,5 m/s2

t= 3 sec

G: 

v(eind)= ? km/h

A: 

Δv=a⋅t

Δv=2,5⋅3=7,5

Δv=v​eind​​−v​begin​​

7,5=v​eind​​−5,56

v​eind​​=7,5+5,56=13,0​s​​m​​

Vertraging (negatieve versnelling)

Bij een beweging die steeds langzamer gaat spreken we van vertraging, dan kan een botsing zijn, of als je remt. 

als je dan de versnelling uitrekent kom je op een mingetal uit. een negatieve versnelling=vertraging

Stopafstand

Als we remmen hebben we een tijd waarin we langzamer gaan, maar nog niet stil staan. de afstand die we afleggen vanaf het moment tot we willen stoppen tot het moment dat we stoppen noemen we de stopafstand. Deze bestaat uit 2 delen:

Reactieafstand + remweg = stopafstand