Landstede Groep

Uitleg Lidwoorden

Uitleg Lidwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Uitleg Lidwoorden

Slide 1 - Slide

DOEL VAN DE LES
Jullie kennen de regels die bij de lidwoorden horen, zodat je weet wanneer je de, het of een moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

OPBOUW VAN DE LES


  • Opdracht de-woorden en het-woorden 
  • Uitleg & Lidwoorden oefenen 
  • Online oefeningen Link > Gebruik lidwoorden

Slide 3 - Slide

DE LIDWOORDEN
Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
dieren, dingen, mensen

DE & HET
Het is duidelijk wie of wat je bedoelt.

EEN
Het is niet duidelijk wie of wat je bedoelt.

Slide 4 - Slide

DE LIDWOORDEN

Daar loopt een vrouw. 
De vrouw draagt een beige jas. 
Ik vind de jas mooi.

Slide 5 - Slide

OPDRACHT VOORKENNIS
In tweetallen: wie bedenkt de meeste woorden?
 
Bedenk in 1 minuut zoveel mogelijk de-woorden
Hoeveel hebben jullie er bedacht? 

Bedenk in 1 minuut zoveel mogelijk het-woorden 
Hoeveel hebben jullie er bedacht? 

timer
1:00

Slide 6 - Slide

DE
alle zelfstandig naamwoorden die in het meervoud staan
  • het huis > de huizen | het raam > de ramen | de tafel > de tafels
woorden voor vruchten en bomen
  • de peer | de limoen | de aardbei | de eik | de sinaasappelboom
namen van bergen en rivieren
  • de Rijn | de Mississippi |  de Donau | De Nijl
  • de Mount Everest | de Kilimanjaro
namen van cijfers en letters
  • de acht | de honderd
  • de z | de g

Slide 7 - Slide

HET
alle verkleinwoorden zijn het-woorden
  • het huis > het huisje | de spaarpot > het spaarpotje
namen van talen
  • het Engels | het Tigrinya | het Nederlands | het Marokkaans
namen van landen en plaatsen
  • het (gezellige) Eindhoven | het (grote ;) ) Nederland | het (warme) Spanje
namen van metalen
  • het metaal | het hout | het ijzer
namen van windrichtingen
  • het noordoosten | het westen | het zuiden
woorden die eindigen op –isme
  • het communisme | het boeddhisme |  het toerisme 


Slide 8 - Slide

EVEN OEFENEN
- Bij heeeeeeeel veel andere woorden moet je de lidwoorden uit je hoofd leren. 


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

GEEN LIDWOORD
  • bij onbepaalde substantieven in het meervoud: Daar lopen mensen.
  • bij niet-telbare substantieven: Wil jij suiker in je koffie?’)
  • bij namen, beroepen, nationaliteiten of een hoedanigheid: 
       Zij is docent; Hij is Belg; Hij is lid van de vereniging.
  • bij vrij vaste combinaties: pen en papier, naam en adres
  • meestal na als en zonder: Ik ging zonder portemonnee naar de winkel.
  • bij namen van werelddelen, landen, steden, enz.: Ik woon in Amsterdam.
  • bij veel plaatsaanduidende verbindingen met een voorzetsel: op school, naar huis, aan tafel, in bed, enz.

Slide 11 - Slide

Schrijf een kort verhaaltje waarin alle lidwoorden voorkomen: de - het - een.

Slide 12 - Open question

ONLINE OPDRACHTEN
LINK THEMA 4
Grammatica: gebruik lidwoorden

KLAAR? 
Taak 1 en Taak 2 afmaken

Slide 13 - Slide