Zwakke werkwoorden klas 2HV

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Zwakke werkwoorden vervoegen

(fe)esttenten

Klas 1

Lesdoel 

Aan het eind van de les weet je wat de stam van een werkwoord is en ken je de (fe)esttenten-regel

Aan het eind van de les kun je zwakke werkwoorden vervoegen

Hoe goed begrijp je de zwakke werkwoorden op dit moment?

😒🙁😐🙂😃

Wat kun je vertellen over de (fe)esttenten-regel?

(fe)-E-ST-T-EN-T-EN regel

Stap 1: Eerst de stam van het werkwoord bepalen (-en)

wohnen --> -en eraf = wohn

Stap 2: kijk naar het persoonlijk voornaamwoord in de zin:

ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie

Staat er een naam? Jongensnaam = hij (er), meisjesnaam = zij (sie)

Stap 3: bepaal welke letters er nog achter de stam van het werkwoord moeten. 

ich- e   du- st   er/sie/es-t   wir- en   ihr-t   sie/Sie- en

Hoe kun je de stam van het werkwoord vinden?

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

wohne

wohnen

wohnen

wohnst

wohnt

wohnt

Ich (wohnen) in Winschoten.

1. wohnen
2. wohne
3. wohnst
4. wohnt

Wir (spielen) gerne im Garten.

1. spiele
2. spielst
3. spielt
4. spielen

heißen
Ihr ... Sandra und Felix.

1. heißen
2. heißt
3. heißst
4. heiße

Ihr (kaufen) gerne Schokolade.

1. kaufe
2. kaufst
3. kauft
4. kaufen

Er (zahlen) die Rechnung.

1. zahle
2. zahlst
3. zahlt
4. zahlen

Du kauf_____ einen Fisch.

wohnen
... du nicht bei mehr bei deinen Eltern?

Wir lieb_____ Meerschweinchen.

Wann besuch_____ ihr den Zoo?

Leg de (fe)esttenten-regel in je eigen woorden uit.

We hebben nu ook geoefend. Hoe goed begrijp je de zwakke werkwoorden nu?

😒🙁😐🙂😃