Landstede Groep

4TL Hoofdstuk 2 Geld genoeg?

4TL Hoofdstuk 2
Geld genoeg?
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with text slides.

Items in this lesson

4TL Hoofdstuk 2
Geld genoeg?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide


Omgaan met geld  

Slide 4 - Slide

Soorten uitgaven
uitleg:
regelmatig met wisselend bedrag 
vast moment, vast bedrag 
uitgaven die je soms doet, vaak groot bedrag
Soorten Uitgaven:
Dagelijkse uitgaven

Vaste lasten

Incidentele uitgaven

Slide 5 - Slide

Omrekenen maand week en andersom
Week naar maand: weekbedrag x 52 : 12= bedrag per maand

Maand naar week: maandbedrag x 12: 52= bedrag per week

1 jaar= 4 kwartalen
1 kwartaal= 3 maanden
1 kwartaal = 13 weken

Slide 6 - Slide

Reserveren
Reserveren = sparen 

Slide 7 - Slide

Aan de slag
Maken opdrachten 1 t/m 13 - pag. 42
Maken reken opdrachten 1 t/m 5 - pag. 64

Slide 8 - Slide

Volgende les
Enkelvoudige rente berekening
Samengestelde rente berekening

Slide 9 - Slide

Sparen
Enkelvoudige rente
Samengestelde rente

Slide 10 - Slide

Enkelvoudige rente

Slide 11 - Slide

Samengestelde rente
Samengestelde rente = rentepercentage : 100 x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)


Slide 12 - Slide

Samengestelde rente

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
Maken opdrachten 1 t/m 6 van 2.2 - pag.46 - 48
Maken rekenopdrachten 6 t/m 11 - pag. 64

Slide 14 - Slide

Nominale Rente
De rente die je van de bank ontvangt. 
Reële rente
De rente die je van de bank ontvangt minus de inflatie.

Slide 15 - Slide

Beleggen
-groter financieel risico dan sparen
-Soorten beleggingen:
  • aandelen:  een deel eigendom van het bedrijf
  • obligaties: een lening
  • geld uitlenen

Slide 16 - Slide

Rendement aandelen: dividend + koersstijging van een aandeel
Rendement obligaties: rente (vast)
Rendement spaarrekening: rente (variabel)
Rendementen (opbrengsten)
hoe hoger het risico, hoe hoger het rendement
!

Slide 17 - Slide

Aan de slag
Maken opdrachten t/m 9 van 2.2 - pag. 48 - 49
Maken rekenopdrachten t/m 13 - pag. 64 - 65

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Leenmotieven

Slide 20 - Slide

Kredietkosten
Hoe bereken je de kredietkosten:
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening = kredietkosten

Slide 21 - Slide

Consumptief krediet
verschillende kredietvormen:
Persoonlijke lening
- vast aantal termijnen
- vaste rente 
Doorlopend krediet
- lenen tot maximumbedrag 
- variabele rente 
- geld dat is afgelost, mag je opnieuw lenen 
Salariskrediet 
- rood staan op je betaalrekening
- afhankelijk van je salaris 
Koop op afbetaling 
- lening bij een winkel 
- hoge kredietkosten 

Slide 22 - Slide

Hypothecaire lening:
  • Grootste lening voor veel mensen

  • Huis kopen.

  • Bij een hypothecaire lening dient het huis of de grond als onderpand.

Slide 23 - Slide

Aan de slag
Maken opdrachten 1 t/m 12
Rekenen 14 t/m 17

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Koop of afbetaling

Slide 26 - Slide

Private lease
  • vaak voor het gebruik van een auto,
  • maandelijks een vast bedrag, inclusief onderhoud, wegenbelasting en verzekering.
  • benzine betaal je zelf.
  • na afloop mag je de auto vaak voor een bepaalde prijs overnemen.

Slide 27 - Slide

Functies van geld

Slide 28 - Slide

Saldo berekenen voorbeeld

Slide 29 - Slide

Rol van banken (bij geld)
Banken hebben een belangrijke taak in het betalingsverkeer. 
Ze verbinden tussen:

  • vraag naar geld (lenen)
  • aanbod van geld (sparen)

Slide 30 - Slide

Europese Centrale Bank (ECB)
  • Centrale bank voor de Europese Unie voor de euro
  • Taken van de ECB:
  • Waarde van de euro bewaken
     - inflatie laag houden -> euro behoudt zijn koopkracht
  • Hoogte van rente vaststellen
     - als banken geld willen lenen van de ECB
  • Brengt eurobiljetten en euromunten in omloop 

Slide 31 - Slide

ECB

Slide 32 - Slide

Aan de slag!
Maak opdrachten van 2.4 (1 t/m 13}
Maken rekenopdracht 18

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide