This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
secretarieel
Slide 1 - Slide
Dienstverlenend betekent dat je graag werkt voor anderen
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
frontoffice
backoffice
telefoneren met een klant
afhandelen van een klacht
verzorgen van rondleidingen
organiseren van vergaderingen
bijhouden van de agenda's
maken van de planningen
Slide 3 - Drag question
Wat betekent communicatief vaardig
A
dat je goed kan schriftelijk kan communiceren
B
dat je goed mondeling kan communiceren
C
dat je goed schriftelijk en mondeling kan communiceren
Slide 4 - Quiz
Wat betekent flexibel zijn?
Slide 5 - Open question
Hoofdstuk 2
Slide 6 - Slide
Een baliemedewerker moet representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?
A
Dat je aardig en klantvriendelijk bent
B
Dat je de omgangsregels die gelden in het bedrijf kunt toepassen.
C
Dat je het bedrijf en alle medewerkers goed kent.
D
Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.
Slide 7 - Quiz
Bekijk de afbeeldingen Ilse werkt in een schoenenwinkel. Voor haar werk moet ze vaak mensen helpen met schoenen aan doen. Waarom ziet zij er niet representatief uit? Let op er zijn 2 dingen.
Slide 8 - Open question
Hoe spreek je deze personen correct aan? Sleep de afbeelding naar de juiste manier.
Je/ jij
U
Slide 9 - Drag question
Ergonomie =
A
Gezond en veilig gebruik kunnen maken van de meubels en voorwerpen.
B
Notulen maken, koffie en thee inschenken en kopieerwerkzaamheden.
C
Met uiterlijk en houding een bedrijf goed vertegenwoordigen.
Slide 10 - Quiz
Het "nieuwe werken" is:
A
Veel gebruik maken van ICT
B
Met het OV naar je werk
C
Werkplekken delen
D
Vanuit huis werken
Slide 11 - Quiz
Hoofdstuk 3
Slide 12 - Slide
Leg uit wat er wordt bedoeld met spreektaal
Slide 13 - Open question
Persoonlijke brief: afsluiting
Persoonlijke brief: aanhef
Zakelijke brief: afsluiting
Zakelijke brief: aanhef
Slide 14 - Drag question
functie van witregel
de betreftregel
wanneer gebruik je een komma
wanneer gebruik je een punt
dat een brief duidelijk en overzichtelijk is en prettig leest.
Waar de brief over gaat.
aanhef + de ondertekening + als de zin te lang wordt + een zin met opsommingen + aanspreking
gebruik je alleen aan het einde van een zin, bij titels en bij voorletters.
Slide 15 - Drag question
Wanneer gebruik je de BCC als je een mailtje verstuurd?
A
Dit is precies hetzelfde als CC.
B
Om iemand onzichtbaar de mail ook te versturen.
C
Om je mail met spoed te sturen.
D
Staat voor:
Big Compagny Components
Slide 16 - Quiz
verkoopgericht
klacht
aanmaning
klachten afhandelen
informatie
Slide 17 - Drag question
1.offerte is een product en prijsaanbod 2.factuur is de rekening
A
1= waar
B
2 = waar
C
1 + 2 = waar
D
1 + 2 = niet waar
Slide 18 - Quiz
Hoofdstuk 3
Slide 19 - Slide
Ik bel iemand. Dit is een ..... telefoongesprek
A
inkomend
B
uitgaand
Slide 20 - Quiz
Hoe neem je zakelijk de telefoon op?
Slide 21 - Open question
Er belt een klant op om te vragen of die zijn shirtje nog mag ruilen. Bedenk 2 gesloten vragen die je kan stellen.
Slide 22 - Open question
Bekijk de notitie. Welke 3 dingen ontbreken er?
Slide 23 - Open question
Interne communicatie is communicatie met iemand buiten het bedrijf
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
bekijk de bezoekregistratielijst. Wat moet erbij paraaf komen te staan?
Slide 25 - Open question
Hoofdstuk 5 +6
Slide 26 - Slide
Geef een voordeel en een nadeel voor een U opstelling
Slide 27 - Open question
Wat is een functionsheet?
A
Een overzicht waarop alle personen staan die belangrijk zijn bij de organisatie van een bijeenkomst.
B
Een overzicht waarop zaken staan die belangrijk zijn bij de organisatie van een bijeenkomst.
C
Een overzicht waarop alle personen en zaken staan die belangrijk zijn bij de organisatie van een bijeenkomst.
Slide 28 - Quiz
Wat is een notulist
A
App waarin je digitaal je werkbon kan invullen
B
De persoon die een verslag maakt van de besproken punten.
C
De persoon die de vergadering leidt.
Slide 29 - Quiz
Vandaag brengt de postbode veel brieven bij de voetbalclub. Veel fans hebben meegedaan aan een prijsvraag.
Dit is een voorbeeld van
A
inkomende post
B
interne post
C
uitgaande post
Slide 30 - Quiz
Cora van de afdeling marketing stuurt een factuur door naar de afdeling administratie
Dit is een voorbeeld van
A
inkomende post
B
interne post
C
uitgaande post
Slide 31 - Quiz
Leg uit wat een antwoordnummer is
Slide 32 - Open question
Een kassabon van 2 jaar geladen bewaar je in
A
dynamisch archief
B
statisch archief
Slide 33 - Quiz
Het bedrag dat je betaalt voor de verzending van een brief of pakje zijn de porto kosten
A
waar
B
niet waar
Slide 34 - Quiz
Leg uit wat het betekent als je een brief aangetekend verstuurt