This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vandaag
Tegenargument en weerlegging
- Voorkennis argumenteren
- Tegenargument en weerlegging in betoog
- Opbouw betoog
Slide 1 - Slide
Een weerlegging gaat in tegen ...
A
Het tegenargument
B
Het standpunt
Slide 2 - Quiz
Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Is de reactie een tegenargument of een tegenargument op het tegenargument?
''De wasberen in Limburg veroorzaken steeds meer overlast. Ze kunnen het beste afgeschoten worden.'' Reactie: ''Je kunt ze ook vangen en steriliseren.''
A
Tegenargument
B
Weerlegging
Slide 4 - Quiz
Is de reactie een tegenargument of een tegenargument op het tegenargument?
''Snorfietsen moeten van het fietspad af: ze rijden veel te hard!'' Reactie: ''Tussen de autoβs veroorzaken ze veel grotere problemen.''
- Maak een schrijfplan: wat schrijf je waar? Inleiding, middenstuk, slot. (standpunt, min. 3x argumenten voor -SEXI uitgewerkt-, 2x tegenargument + weerlegging)
- Start met het schrijven van het betoog
Slide 14 - Slide
Huiswerk voor de volgende les:
- Schrijfplan af (zet dit in het Word-document van het betoog)