What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
4.1 en 4.2 leefomgeving
4.1 en 4.2 leefomgeving
controle van begrip
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Aardrijkskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
4.1 en 4.2 leefomgeving
controle van begrip
Slide 1 - Slide
Wat neemt toe als je een auto hebt in plaats van een fiets?
A
voorzieningenniveau
B
reikwijdte
C
verzorgingsgebied
Slide 2 - Quiz
aantal voorzieningen dat zich in een bepaald gebied bevindt.
Slide 3 - Open question
Waar kan je het gemakkelijkste een kaart van maken?
A
voorzieningenniveau
B
verzorgingsgebied
C
reikwijdte
Slide 4 - Quiz
Een universiteit, provinciehuis, rechtbank en groot ziekenhuis zijn voorbeelden van...
Slide 5 - Open question
Je ziet op de foto een voorbeeld van groene flats. Dit past binnen het idee van een ... stad.
Slide 6 - Open question
Een fietsenteller past
bij het idee
van een (engels begrip)
Slide 7 - Open question
Industrie zat vroeger vaak in grote steden bij de woonhuizen. Echter zorgde dit wel voor ... wat slecht is voor de inwoners.
Slide 8 - Open question
Windmolens passen volgens veel mensen niet in het landschap. Volgens hen is er daarom sprake van
A
milieuvervuiling
B
landschapsvervuiling
C
circulaire economie
D
reikwijdte
Slide 9 - Quiz
Op welke twee manieren steunt een stadsbestuur de lokale economie?
A
Dure huizen bouwen en veel belasting innen.
B
Scienceparks en winkelpanden bouwen.
C
Scienceparks bouwen en creatieven stimuleren om in de stad te blijven.
D
Creatieve stad stimuleren en urbanisatie op gang brengen.
Slide 10 - Quiz
Wat is een sciencepark?
A
Een park waar sceances worden gehouden.
B
Een gebied waar wetenschappers samen werken aan innovatie door kennisdeling in een netwerk.
C
Een gebied – vaak vlak bij een universiteit – waar hoger onderwijs, hoogwaardig onderzoek en kennisintensieve bedrijven bij elkaar zitten
D
Een gebied met startups van mensen die zonder opleiding een creatief bedrijf starten.
Slide 11 - Quiz
Hoe kun je het effect van een sciencepark op de economie van een stad meten?
A
Hoeveel mensen in het sciencepark werken.
B
Aandeel beroepen in de creatieve sector van de stad.
C
Het type bedrijven dat zich vestigt in het park.
D
Aandeel in de groei van de stadseconomie.
Slide 12 - Quiz
Een sciencepark tref
je meestal aan in
de buurt van een ...
A
grote stad
B
universiteit
C
snelweg
D
industrieterrein
Slide 13 - Quiz
De kenniseconomie houdt sterk verband met:
A
De primaire sector (land en grondstoffen)
B
De secundaire sector (de verwerking van grondstoffen)
C
De tertiaire sector (dienstverlening)
D
De quartiaire sector (niet-commerciële dienstverlening)
Slide 14 - Quiz
Wat verstaat men onder de kenniseconomie?
A
arbeid en kapitaal gericht op productie
B
arbeid en natuur gericht op productie
C
arbeid en kapitaal gericht op technologie
D
kapitaal en natuur gericht op technologie
Slide 15 - Quiz
Om milieuvervuiling en grondstofuitputting tegen te gaan moet afval vrijwel volledig hergebruikt worden. Dit gaat over een
Slide 16 - Open question
Welke periode had de stad een economische neergang?
A
voor 1990
B
de jaren '90
C
na 2000
D
na 2020
Slide 17 - Quiz
Wat kwam er in de steden na 1990 tot bloei waardoor het inwoneraantal toenam?
Slide 18 - Open question
Een stad waarin veel mensen in de ict, media, marketing werken, is een (vergeet de punt aan het eind van de zin niet!)
Slide 19 - Open question
Creatieve mensen hebben vaak een
A
hogere opleiding
B
hogere belastingschaal
C
positief effect op de werkgelegenheid
Slide 20 - Quiz
Dit is een
A
broedplaats
B
sciencepark
Slide 21 - Quiz
Als de drempelwaarde niet meer gehaald wordt verdwijnt de voorziening.
A
goed
B
fout
Slide 22 - Quiz
Welk van deze voorzieningen heeft de hoogste drempelwaarde?
A
Een drogist
B
Een IKEA
C
Een supermarkt
D
Een kapper
Slide 23 - Quiz
Wat is 'drempelwaarde'?
A
Minimumaantal mogelijke diensten dat nodig is om een klant op een plaats met winst te kunnen aanbieden.
B
De afstand die klanten willen afleggen voor een bepaalde dienst.
C
Minimumaantal mogelijke Pokémon dat nodig is om ram SUPERSAYAN te gaan tegen Frieza.
D
Minimumaantal mogelijke klanten dat nodig is om een dienst op een plaats met winst te kunnen aanbieden.
Slide 24 - Quiz
De maximale afstand die mensen willen reizen voor een voorziening, heet...
A
De reikwijdte
B
Het draagvlak
C
De drempelwaarde
Slide 25 - Quiz
Andere delen van Nederland krimpen. Wat is demografische krimp?
A
Bevolkingstoename
B
Bevolkingsafname
C
Mensen worden minder lang (ze krimpen)
D
Mensen migreren meer naar deze gebieden.
Slide 26 - Quiz