Voorzetsels 3e naamval persoonlijk voornaamwoord + qui`

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Na Klar! Kapitel 3

Grammatik: Voorzetsels 3e naamval en persoonlijk voornaamwoord

3e naamval

Leerdoel:

- Je kunt de voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden van de 3e naamval vinden en toepassen

Wat zijn voorzetsels ook alweer?

Voorzetsels???

Voorzetsels 3e naamval

aus	uit	Ich kriege kein Wort aus dir heraus!
bei	bij	Ich bin gerne bei dir .
mit	met	Ich gehe mit ihm ins Kino.
nach	na; naar	Ich bin nach dir dran.
seit	sinds	Seit mir hat er keine Freundin mehr gehabt.
von	van; door	Er bekommt ein Geschenk von ihr .
zu	naar (bij personen), tot , bij	Kommst du morgen zu mir ?

Voorzetsels 3e naamval

persoonlijk voornaamwoord 3e naamval 

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

1. zin vragend maken
2. HIJ, wie / wat + gezegde
3. HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
4. AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?

1. zin vragend maken
2. HIJ, wie / wat + gezegde
3. HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
4. AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

1. zin vragend maken
2. HIJ, wie / wat + gezegde
3. HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
4. AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie

Welke naamval hoort bij het onderwerp?

1. 1e naamval
2. 2e naamval
3. 3e naamval
4. 4e naamval

Welke naamval hoort bij het lijdend voorwerp?

1. 1e naamval
2. 2e naamval
3. 3e naamval
4. 4e naamval

Welke naamval hoort bij het meewerkend voorwerp?

1. 1e naamval
2. 2e naamval
3. 3e naamval
4. 4e naamval

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?

1. mit
2. zu
3. durch
4. von

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?

1. nach
2. für
3. zu
4. bei

Wat is 'ik' in de derde naamval?

1. mir
2. euch
3. ihr
4. ihnen

de derde naamval van jou is ...

1. dir
2. du
3. dich

Wat zijn de voorzetsels van de derde naamval:

1. aus, bei, mit , nach, seit, von, zu ,außer, gegenüber, entlang
2. de derde naamval heeft geen voorzetsels
3. durch , für, gegen, ohne, um, bis, gegen
4. aus, bei, mit, nach, durch, für, ohne, zu, außer

Wat is 'hij' ( er) in de derde naamval?

1. mir
2. uns
3. ihm
4. ihr

Quiz

Bepaal welk lidwoord/voornaamwoord je moet inzetten. Let hierbij goed op het geslacht.

Wollt ihr mit ..... (hen) nach Berlin?

1. sie
2. ihr
3. ihn
4. ihnen

Das hat er von ...... (haar) bekommen.

1. sie
2. ihr
3. ihm
4. ihn

Waarom schrijf je : mit DER Frau en niet : mit DIE Frau

1. na het voorzetsel MIT krijg je derde naamval
2. Na het voorzetsel MIT, krijg je de vierde naamval
3. Het lidwoord bij Frau is altijd : der

Er fährt mit d... Bus (m).

1. Das
2. Der
3. Dem
4. Die

Melina hat d...... Friseur (m) zuviel bezahlt.

1. der
2. dem
3. den
4. des

Sie können d...... Arzt (m) Ihr Rezept geben.

1. dem
2. der
3. dir
4. den

Ich habe ein.... Geschenk (o) gekauft.

1. eine
2. ein
3. einem
4. einen