What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
7.1 Alles werkt samen
Wat is een weefsel
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie
B
de cellen in een orgaan
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
1 / 10
next
Slide 1:
Quiz
Biologie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
This lesson contains
10 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is een weefsel
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie
B
de cellen in een orgaan
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
Slide 1 - Quiz
Bij verbranding ontstaat er
A
koolstofdioxide
B
glucose
C
zuurstof
D
water
Slide 2 - Quiz
Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed
Slide 3 - Quiz
Wat is een orgaanstelsel?
A
een groep organismen
B
een groep organellen
C
een groep organen die samen aan een bepaalde taak werken
D
een groep cellen die samenwerken
Slide 4 - Quiz
Wat is de overeenkomst tussen adrenaline en glucagon?
A
Ze komen allebei vrij bij stress.
B
Ze verhogen allebei de hartslag
C
Ze komen allebei vrij bij inspanning
D
Ze verhogen allebei de glucose in het bloed
Slide 5 - Quiz
Waar worden de hormonen insuline en glucagon gemaakt?
A
In de lever
B
In de bijnieren
C
In de hypofyse
D
In de alvleesklier
Slide 6 - Quiz
Welk orgaan is geen uitscheidingsorgaan
A
Longen
B
Nieren
C
Maag
D
Huid
Slide 7 - Quiz
Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = zuurstof + water
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof
Slide 8 - Quiz
Hoe komt glucose bij de cel?
glucose + zuurstof ----->
Energie
+
koolstofdioxide + water
Hoe komt glucose vanuit de voeding bij de cel?
A
je ademt het in, via de longen naar de cel
B
je ademt het in, via het bloed naar de cel
C
na vertering, via de darmen naar de cel
D
na vertering, via het bloed naar de cel
Slide 9 - Quiz
glucose glycogeen
A
rood = glucagon paars = insuline
B
rood = ADH paars = insuline
C
rood = insuline paars = glucagon
D
rood = insuline paars = oxytocine
Slide 10 - Quiz