What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Samenvatting H7 - Rekenen
HOOFDSTUK 7
Rekenen
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Wiskunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
9 videos
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
HOOFDSTUK 7
Rekenen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen 7.1:
Je weet wat een som en een verschil is.
Je weet wat een product en een quotiënt is.
Je weet wat de juiste volgorde is van berekenen.
Slide 2 - Slide
Rekenregels:
1e altijd de ...
2e altijd de ... van
3e altijd de van
haakjes
plus en min
Links naar rechts
Links naar rechts
keer en gedeeld door
Slide 3 - Drag question
Som, verschil, product en quotiënt.
sleep de uitkomst van de som naar het juiste getal op het meetlint
de som van 100 en 30.
het verschil van 120 en 8.
het product van 4 en 20.
de quotiënt van 140 en 5
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Leerdoelen 7.2:
Je leert wat kwadraten en machten zijn.
Je leert hoe je berekeningen met machten in de juiste volgorde uitvoert.
Slide 7 - Slide
In de wiskunde willen we alles zo kort mogelijk schrijven...
Daarom schrijven we
Dit spreek je uit als "twee tot de macht vijf"
2
5
2 x 2 x 2 x 2 x 2 korter als
2
5
2 is het
grond
tal -> let op niet grondgetal
5 is de exponent
Slide 8 - Slide
Omdat 'tot de macht 2' zo vaak voor komt heeft dit een speciale naam
'4 tot de macht 2' noemen we ook wel '4 in het kwadraat'
Je spreekt het uit als "Vier in het kwadraat" of "Vier kwadraat"
4
2
=
4
⋅
4
7
2
=
7
⋅
7
1
0
2
=
1
0
⋅
1
0
Slide 9 - Slide
Bereken:
Wat is het
grondtal
en wat is de
exponent
?
4
3
=
Probeer de opdracht zelf te maken.
De uitwerking staat op de volgende slide!
Slide 10 - Slide
Bereken:
Wat is het
grondtal
en wat is de
exponent
?
Het grondtal is 4.
De exponent is 3.
4
3
=
4
⋅
4
⋅
4
=
6
4
Slide 11 - Slide
5
⋅
3
2
+
(
6
−
4
)
=
5
⋅
3
2
+
2
=
5
⋅
9
+
2
=
5
⋅
3
2
+
(
6
−
4
)
=
4
5
+
2
=
4
7
Neem de som over en werk onder elkaar uit:
Probeer de opdracht zelf te maken.
De uitwerking staat op de volgende slide!
Slide 12 - Slide
5
⋅
3
2
+
(
6
−
4
)
=
x
x
x
5
⋅
3
2
+
2
=
5
⋅
9
+
2
=
5
⋅
3
2
+
(
6
−
4
)
=
4
5
+
2
=
4
7
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
Slide 16 - Video
Leerdoelen 7.3:
Je leert hoe je decimale getallen optelt, aftrekt en vermenigvuldigd.
Slide 17 - Slide
Decimale getallen
(Komma getallen)
Tienden, honderdsten, duizendsten...
0,5 = 5 tienden
0,05 = 5 honderdsten
0,005 = 5 duizendsten
Rekenen met decimale getallen is eigenlijk hetzelfde als met gewone getallen.
Kijk maar:
Slide 18 - Slide
Decimale getallen
De som van 0,4 en 0,3 = 0,4 + 0,7 = 1,1
Het verschil van 1,2 en 0,9 = 1,2 - 0,9 = 0,3
Het kan makkelijk zijn om de getallen te zien als bedragen.
Slide 19 - Slide
Decimale getallen vermenigvuldigen
2,4 x 10 = 24
2,4 x 0,1 = 0,24
2,4 x 0,01 = 0,024
Als een getal 10 keer groter wordt schuift de komma naar rechts.
Wordt het getal 10 keer kleiner dan schuift de komma naar links.
10 keer groter
10 keer kleiner
100 keer kleiner
Slide 20 - Slide
Decimale getallen vermenigvuldigen
Om decimale getallen te vermenigvuldigen is het soms handig
om de getallen te splitsen.
Bijvoorbeeld:
4 x 12,3 =
4 x 12 + 4 x 0,3 =
48 + 1,2 = 49,2
10,7 x 6 =
10 x 6 + 0,7 x 6 =
60 + 4,2 = 64,2
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Slide 23 - Video
Leerdoelen 7.4:
Je leert breuken optellen en aftrekken.
Slide 24 - Slide
Breuken
Om breuken te kunnen optellen of aftrekken moet de noemer gelijk zijn.
1
6
5
+
2
1
−
3
2
3
=
3
2
1
0
+
3
2
1
6
−
3
2
3
=
3
2
2
3
Slide 25 - Slide
Breuken optellen en aftrekken...
... het kan zijn dat je er 'helen' uit moet halen.
... of de 'helen' er weer terug in stoppen.
2
6
5
+
1
3
2
=
5
8
5
−
8
7
=
Probeer de opdracht zelf te maken.
De uitwerking staat op de volgende slide!
Slide 26 - Slide
Breuken optellen en aftrekken...
... het kan zijn dat je er 'helen' uit moet halen.
... of de 'helen' er weer terug in stoppen.
5
8
5
−
8
7
=
8
4
5
−
8
7
=
8
3
8
=
4
8
6
=
4
4
3
2
6
5
+
1
3
2
=
2
6
5
+
1
6
4
=
3
6
9
=
4
6
3
=
4
2
1
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
Leerdoelen 7.5:
Je leert breuken vermenigvuldigen
Slide 29 - Slide
Breuken vermenigvuldigen
deel van 36 =
Bereken: deel van 56
6
2
⋅
3
6
=
6
2
×
Stappenplan:
1) Bereken eerst deel van 36.
2) Bereken dan deel van 36.
6
1
6
2
8
5
Probeer de opdracht zelf te maken.
De uitwerking staat op de volgende slide!
Slide 30 - Slide
Breuken vermenigvuldigen
deel van 36 =
Bereken: deel van 56 1) deel is 56
:
8 = 7
2) deel is 7 x 5 = 35
6
2
⋅
3
6
=
6
2
×
Stappenplan:
1) Bereken eerst deel van 36.
2) Bereken dan deel van 36.
6
1
6
2
8
5
8
1
8
5
Slide 31 - Slide
Breuken vermenigvuldigen
Bereken en vereenvoudig waar nodig:
8
5
⋅
4
2
=
(
3
1
)
3
=
4
3
1
⋅
1
8
1
=
×
×
(
3
1
+
2
1
)
⋅
(
2
1
−
1
0
3
)
=
×
Probeer de opdracht zelf te maken.
De uitwerking staat op de volgende slide!
Slide 32 - Slide
Breuken vermenigvuldigen
Bereken en vereenvoudig waar nodig:
8
5
⋅
4
2
=
8
⋅
4
5
⋅
2
=
3
2
1
0
=
1
6
5
(
3
1
)
3
=
3
1
⋅
3
1
⋅
3
1
=
2
7
1
4
3
1
⋅
1
8
1
=
3
1
3
⋅
8
9
=
2
4
1
1
7
=
4
2
4
2
1
=
4
8
7
×
×
(
3
1
+
2
1
)
⋅
(
2
1
−
1
0
3
)
=
×
(
6
2
+
6
3
)
⋅
(
1
0
5
−
1
0
3
)
=
6
5
⋅
1
0
2
=
6
0
1
0
=
6
1
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Video
Leerdoelen 7.6:
Je leert breuken als percentages schrijven en andersom.
Je leert percentages schrijven als een decimaal getal en andersom.
Slide 35 - Slide
Decimaal getal -> Percentage-> Breuk
Slide 36 - Slide
Percentage als breuk en andersom
Leer het rijtje hiernaast uit je hoofd!
Schrijf 45% als breuk
Schrijf als percentage
Schrijf als percentage
Percentage -> breuk
Percentage delen door 100.
Vereenvoudig de breuk.
Breuk -> percentage
Komt de noemer uit het rijtje hierboven?
Ja, percentage keer de teller.
Nee, zorg voor een noemer met 100.
8
3
2
5
1
3
Probeer de opdracht zelf te maken.
De uitwerking staat op de volgende slide!
Slide 37 - Slide
Percentage als breuk en andersom
Leer het rijtje hiernaast uit je hoofd!
Schrijf 45% als breuk
Schrijf als percentage 3 x 12,5% = 37,5%
Schrijf als percentage = 52%
Percentage -> breuk
Percentage delen door 100.
Vereenvoudig de breuk.
Breuk -> percentage
Komt de noemer uit het rijtje hierboven?
Ja, percentage keer de teller.
Nee, zorg voor een noemer met 100.
8
3
2
5
1
3
1
0
0
4
5
=
2
0
9
2
5
1
3
=
1
0
0
5
2
Slide 38 - Slide
Percentage als decimaal getal en andersom
Schrijf als een decimaal getal:
66% =
2,5% =
Schrijf als een percentage:
0,42 =
0,565=
Percentage -> Decimaal getal
delen door 100
Decimaal getal-> Percentage
keer 100
Probeer de opdracht zelf te maken.
De uitwerking staat op de volgende slide!
Slide 39 - Slide
Percentage als decimaal getal en andersom
Schrijf als een decimaal getal:
66% = 66
:
100 = 0,66
2,5% = 2,5
:
100 = 0,025
Schrijf als een percentage:
0,42 = 42%
0,565 = 56,5%
Percentage -> Decimaal getal
delen door 100
Decimaal getal-> Percentage
keer 100
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Video
Ben je voldoende voorbereid voor de toets?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 42 - Poll
Welk cijfer ga je halen?
0
10
Slide 43 - Poll
Veel succes!
Je kan het!
Slide 44 - Slide