Landstede Groep

voortplanting bij planten en dieren

Voortplanting bij planten en dieren
bloemen
bestuiving
bevruchting
vruchten  en zaden
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voortplanting bij planten en dieren
bloemen
bestuiving
bevruchting
vruchten  en zaden

Slide 1 - Slide

 Bloemen 
De meeste mensen vinden bloemen mooi en gebruiken ze als versiering. Ook doen mensen elkaar bloemen een cadeau. 

Slide 2 - Slide

De bouw van een bloem
Bloemen hebben verschillende onderdelen. 

Zo heb je de bloemkroon, de bloemkelk en de voortplantingsorganen (meeldraden en stamper). 

Slide 3 - Slide

Kroonbladeren
Kelkbladeren
Meeldraad
Stamper

Slide 4 - Drag question

Veel bijen zijn bloemvast, dat wil zeggen dat ze steeds bloemen van een bepaalde soort bezoeken.

Hierdoor is de kans op bevruchting groter.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Bestuiving 
Veel bloemen hebben grote, opvallend gekleurde kroonbladeren. Daarmee lokken ze insecten. Insecten komen ook af op de geur en op de nectar. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video


De bloemen maken nectar
A
Insectenbloemen
B
Windbloemen

Slide 8 - Quiz

Heeft geen kroonbladeren.
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 9 - Quiz

Welk kenmerk hoort bij een insectenbloem?
A
opvallende kroonbladeren
B
kleine kroonbladeren
C
veel stuifmeel

Slide 10 - Quiz

Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Planten sex
D
Zaadverspreiding

Slide 11 - Quiz

Bevruchting 
Na de bestuiving komen de stuifmeelkorrel en de eicel in het zaadbeginsel bij elkaar. Als ze samensmelten, is er bevruchting. 

Slide 12 - Slide

Geslachtsdelen!?
Stamper = vrouwelijk
Meeldraad = mannelijk

Slide 13 - Slide

Na de bevruchting gaan de bevruchte eicel, het zaadbeginsel en het vruchtbeginsel groeien. 

1.Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem. 
2. Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad. 
3. Elk zaad bevat een kiem. 

Slide 14 - Slide


Hoe heet onderdeel 1?

A
stempel
B
stamper
C
vruchtbeginsel
D
stijl

Slide 15 - Quiz


Hoe heet onderdeel 4?
A
Stijl
B
Stuifmeelbuis
C
Eicel
D
Helmdraad

Slide 16 - Quiz

Heeft hier bestuiving plaatsgevonden?
En bevruchting?
A
wel bestuiving, geen bevruchting
B
zowel bestuiving als bevruchting
C
wel bevruchting, geen bestuiving
D
geen bestuiving, geen bevruchting

Slide 17 - Quiz

In welke volgorde verloopt de voortplanting bij planten?
A
bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving

Slide 18 - Quiz

Wat ontstaat er
uit een bevruchte eicel
A
een zaad
B
een kiem
C
een eicel
D
een stuifmeelkorrel

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?

1 Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een kiem.
2 De kern van een stuifmeelkorrel versmelt met de eicelkern.
3 Er ontstaat een rijpe vrucht.

A
1 - 2 - 3
B
1 - 3 - 2
C
2 - 1 - 3
D
3 - 2 - 1

Slide 20 - Quiz

Zaden en vruchten
Na de bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel een of meer zaden. Het vruchtbeginsel is het begin van een vrucht. Vruchten zijn er in alle soorten en maten. 

Slide 21 - Slide

De bloem is nog niet bevrucht.
De bloem is bevrucht. Het vruchtbeginsel en het zaadbeginsel zijn aan het groeien.
Bloemsteel
1
Restje van de kelkbladeren
2
Kroonbladeren
3
Vruchtbeginsel
4
Zaadbeginsel
5
Meeldraden
6

Slide 22 - Slide


Kroonbladeren en meeldraden vallen af.

Je ziet het vruchtvlees met de zaden.
Als de zaden rijp zijn, 
springt de vrucht open
en komen de zaden vrij
Zaden bevatten reserve voedsel 
dat nodig is voor het kiemen
Hier zie je de lange vrucht van de sperzieboon (peulvrucht).
bloemkelk
restje van de stijl

Slide 23 - Slide

Pitten zijn ook zaden, ze zitten in fruit. Er is fruit met heel veel pitten. Er zijn dan heel veel eicellen bevrucht. Daar zijn dus heel veel stuifmeelkorrels voor nodig geweest.
Het vruchtbeginsel van een kers bevat één zaadbeginsel.
Er is maar 1 eicel bevrucht en 1 zaad ontstaan. De aardbei is heel vaak bevrucht. De zaadjes zie je aan de buitenkant.
Pitten zijn zaden
De pitjes (zaden) zie je aan de buitenkant.

Meloen: Heel veel zaden, dus er zijn heel veel eicellen bevrucht. Er zijn hier heel veel stuifmeelkorrels op de stempel van de bloem terecht gekomen.

Slide 24 - Slide

Vruchten
Zaden

Slide 25 - Drag question


A
Vrucht
B
Zaden

Slide 26 - Quiz

In de vrucht zitten ....................

Die zijn ontstaan uit de zaadbeginsels
waarvan de  ...................    bevrucht is. 

...................... waarvan de eicel 
niet bevrucht is,   ....................

zaadbeginsels

verschrompelen

zaden

eicel

7 zaden

vrucht

Slide 27 - Drag question

Hoeveel zaden kunnen er maximaal uit deze bloem ontstaan
A
1
B
4
C
8
D
10

Slide 28 - Quiz

 Hoeveel vruchtbeginsels zijn er betrokken geweest bij de vorming van deze vrucht?
  1
  2
 5

Slide 29 - Drag question

In een Perenboom hangen 10 peren. 
In elke peer zitten 6 pitten.
Hoeveel stampers waren er betrokken bij het maken van alle peren in de boom?
Hoeveel stuifmeelkorrels hebben succesvol een eicel bevrucht?
Hoeveel vruchtbeginsels zijn er nodig geweest voor alle peren?
Hoeveel stuifmeelbuizen zijn er minstens gegroeid?
10
10
60
60

Slide 30 - Drag question

Seger onderzoekt een meloen. Hij haalt
alle zaden eruit. Dat blijken er 420 te zijn.

Hoeveel stuifmeelkorrels zijn er bij de bestuiving
betrokken geweest?
A
1
B
2
C
420
D
840

Slide 31 - Quiz

Geslachtelijke voortplanting bij dieren 
De kernen van een mannelijke en een vrouwelijke voortplantingscel kunnen versmelten. Dan is er bevruchting. Er ontstaat een bevruchte eicel. 
Zaadcel
(mannelijk)
Eicel
(Vrouwelijk)

Slide 32 - Slide

Filmpje:
Uitwendige bevruchting bij kikkers

Slide 33 - Slide

0

Slide 34 - Video

Filmpje:
Inwendige bevruchting bij libellen

Slide 35 - Slide

0

Slide 36 - Video

Geslachtelijke voortplanting is
A
eicel wordt bevrucht
B
zaadcel wordt bevrucht
C
altijd inwendig
D
hetzelfde als bestuiving

Slide 37 - Quiz

Hoe heet de mannelijke geslachtscel van een plant?
A
Eicel
B
Stuifmeelkorrel
C
Cel
D
Zaadcel

Slide 38 - Quiz

Bij bevruchting versmelt de eicel samen met de zaadcel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Bij geslachtelijke voorplanting hebben de nakomelingen erfelijke eigenschappen van de ouders
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Ongeslachtelijke voortplanting
Zaadplanten planten zich voort met behulp van stuifmeelkorrels en eicellen. Maar ze kunnen zich ook voortplanten zonder bevruchting 

Slide 41 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
=
voortplanting zonder bestuiving en bevruchting

een deel groeit uit tot een nieuwe plant

één ouder
nakomeling zelfde erfelijk materiaal: kopie van de ouder

Mogelijkheden:
natuur 
bollen
knollen
uitlopers
wortelstokken
mens
vermeerderen: 
stekken/weefselkweek

Slide 42 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 43 - Slide

bollen

Slide 44 - Slide

STEKKEN

Slide 45 - Slide

Kwallen

Slide 46 - Slide

1. Kwal begint zijn leven als poliep
Poliep: is een diertje dat vastzit aan de grond
2. Dan ontstaan kleine kwaaltjes die aan elkaar vastzitten
3. De baby kwallatjes laten los en groeien uit tot volwassen kwallen

4. Volwassen kwallen > bevruchting plaats

5. Uit bevruchting eicel groeit weer een poliep.

Slide 47 - Slide

Een bol is een :
A
korte stengel met rokken
B
verdikte wortel met rokken
C
verdikte knop
D
een zaadje

Slide 48 - Quiz

Geslachtelijke voorplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
Knollen
Bollen
Stamper
Meeldraad
Stekken
Bloem

Slide 49 - Drag question

Geslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
Er vindt bevruchting plaats
Een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme
Voortplanting met geslachtsorganen
Nakomeling heeft dezelfde erfelijke eigenschap

Slide 50 - Drag question