Landstede Groep
‹Return to search

G1a Latijn: SPQR les 1

G1a Latijn
Door deze opdrachten krijg je een beeld van welke stof je al beheerst en voor welke stof je nog extra oefening / uitleg nodig hebt.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

G1a Latijn
Door deze opdrachten krijg je een beeld van welke stof je al beheerst en voor welke stof je nog extra oefening / uitleg nodig hebt.

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm en infinitivus

Slide 2 - Slide

Sleep de werkwoordsvormen naar het juiste vakje
pv 3e ev
pv 3e mv
infinitivus
vocat
necare
portant
audire
est
vident

Slide 3 - Drag question

Vertaal: puer ridet.

Slide 4 - Open question

Vertaal: iacent.

Slide 5 - Open question

Vertaal: necat.

Slide 6 - Open question

Nominativus en accusativus

Slide 7 - Slide

Welke functie heeft de nominativus?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Zelfstandig naamwoord
D
Werkwoord

Slide 8 - Quiz

Welke functie heeft de accusativus?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Zelfstandig naamwoord
D
Werkwoord

Slide 9 - Quiz

nom ev
acc ev
nom mv
acc mv
feminae
feminas
servum
servi
feminam
servus

Slide 10 - Drag question

Kies de juiste vertaling van 'Rex servum vocat.':
A
De koning roept de slaaf.
B
De slaaf roept de koning.
C
De koningen roepen de slaaf.
D
De slaven roepen de koning.

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vertaling van 'Arborem femina videt.':
A
De vrouwen zien de boom.
B
De bomen zien de vrouw.
C
De vrouw ziet de boom.
D
De boom ziet de vrouw.

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vertaling van 'Regem necant.':
A
De koning doodt.
B
De koningen doden.
C
Hij doodt de koning.
D
Zij doden de koning.

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vertaling van 'Pueros rex audit.':
A
De jongens horen de koning.
B
De jongen hoort de koning.
C
De koning hoort de jongens.
D
De koning hoort de jongen.

Slide 14 - Quiz

De verbuigingsgroepen
VB1: femina
VB2: servus + donum
VB3 : rex, reges + nomen, nomina

Slide 15 - Slide

In welke naamval staan de zelfstandige naamwoorden in de woordenlijst?
A
nom. ev.
B
acc. ev.
C
nom. mv.
D
acc. mv.

Slide 16 - Quiz

Soms staan er twee vormen van een znw in de woordenlijst, zoals 'rex, reges'. In welke naamval staat het 2e znw?
A
nom. ev.
B
acc. ev.
C
nom. mv.
D
acc. mv.

Slide 17 - Quiz

Waarom moet je voor VB3 (rex en nomen) de nom. mv. erbij leren?
A
Dat moest van Julius Caesar.
B
Je hebt het mv nodig om de stam te maken.
C
Om mij te pesten.
D
Zodat je weet dat het om VB3 gaat.

Slide 18 - Quiz

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
feminae
feminam
femina
feminas

Slide 19 - Drag question

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
servum
servos
servi
servus

Slide 20 - Drag question

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
reges
regem
reges
rex

Slide 21 - Drag question

Tot welk groep hoort aqua?
A
femina
B
servus
C
donum
D
rex, reges

Slide 22 - Quiz

Tot welk groep hoort arbor, arbores?
A
femina
B
servus
C
donum
D
rex, reges

Slide 23 - Quiz

Tot welk groep hoort locus?
A
femina
B
servus
C
donum
D
rex, reges

Slide 24 - Quiz

Tot welk groep hoort mater, matres?
A
femina
B
servus
C
donum
D
rex, reges

Slide 25 - Quiz

Tot welke groep hoort templum?
A
servus
B
donum
C
rex, reges
D
nomen, nomina

Slide 26 - Quiz

Tot welke groep hoort flumen, flumina?
A
servus
B
donum
C
rex, reges
D
nomen, nomina

Slide 27 - Quiz

Vertaaltekst 1 (T1 op TB blz. 23)
Priegelregels:
  • Zet een streep _____ onder de persoonsvorm
  • Zet een kriebellijntje ~~~~~~ onder de infinitivus
  • Zet de naamval boven het zelfstandig naamwoord
Vertaaltips:
  • Vertaal eerst de persoonsvorm
  • Vertaal dan het onderwerp (als dat los in de zin staat)
  • Vertaal dan het eventuele lijdend voorwerp
  • Vertaal dan de eventuele voorzetselgroep
  • Vertaal vervolgens de overgebleven woorden

Slide 28 - Slide